Berekoud

De regen komt momenteel met bakken uit de hemel. Terwijl jullie genieten van een heerlijke nazomer, is het hier in Canada een stuk kouder dan normaal. Gisteren hadden we zelfs serieuze sneeuw en nachtvorst. Overdag een graad of 8 is ook niet gebruikelijk in september hier. En dat terwijl we voor het eerst met een camper door Canada reizen… 

Eindelijk kon onze lang geplande reis naar Canada doorgaan! Helaas niet naar de USA, dus Yellowstone moet nog even wachten, maar we vermaken ons prima in de Canadese Rockies. 

We moesten wel veel huiswerk doen, in de vorm van vaccinatie-bewijzen, een PCR-test, een ETA-inreisvisum, een ArriveCan-certificaat, gezondheidsverklaringen etc. maar na diverse controles en mondkapjes (12 uur lang op in het vliegtuig!) mochten we dan toch het land in. We kwamen met één van de eerste vluchten uit Europa, en op veel plekken waren we de eerste Europeanen die ze in lange tijd hadden gezien.

Zoals op de ophaal-locatie van onze stoere camper: een Ford heavy duty 4×4 met een campergedeelte erop. Compact maar luxe met 2-persoonsbed, wc, zithoekje en kookgelegenheid. Er is zelfs een oven. En een verwarming! Joepie!

Meteen een voorraad eten ingeslagen en vanuit Calgary de Rockies ingereden. Eerste stop: Lake Minnewanka bij Banff. Een mooi plekje tussen de bomen aan een prachtig blauw meer. Er zijn hier ook mega-camping-dorpen waar de enorme campers pal naast elkaar staan, maar wij zoeken de rustige, kleine campings op. Faciliteiten hebben we toch niet nodig. We hebben dan zelfs geen telefoon of internet… lekker rustig. We horen er trouwens niet echt bij, want je hebt hier wel een bijl nodig, om in de namiddag het hout voor je kampvuur in kleine stukken te hakken…

Daarna meteen de Icefields-Parkway op. We hebben hier diverse keren overheen gereden, maar het blijft een fantastisch stuk asfalt. Dwars door een onherbergzaam gebied van enorme bergketens met, zoals de naam doet vermoeden, veel gletsjers.

De grootste, en onderdeel van het gigantische Columbia Icefield, is de Athabasca-gletsjer. Sinds 1844 is die 2 kilometer ‘gekrompen’, maar zelfs wij hebben die in de afgelopen 20 jaar al een stuk kleiner zien worden. Verder een route vol superlatieven, met alles wat een natuurliefhebber kan wensen; woeste rivieren, gigantische watervallen, kleurrijke moerassen, ongelooflijk blauwe meren en bomen. Heel veel bomen. En wilde dieren, alhoewel die zich niet zo makkelijk laten zien. Bij de eerste wandeling bij Moose meadows zagen we alleen wat vogels en eekhoorns (geen eland uiteraard), maar de vakantie is nog jong. Het rook heerlijk zoet en ‘bomig’ en overal was mos, besjes en verkleurende blaadjes. De Indian Summer is begonnen en ondanks de kou scheen de zon zelfs.

Via Rampart Creek door naar Jasper, Anke’s favoriete plek! We besloten met de kabelbaan Mount Whistler op te gaan. Op 2500 meter hoogte was het nog kouder, maar het was een heldere dag, en we werden beloond met een prachtig uitzicht. Eindeloze bergen, zover het oog reikte. Zelfs Mount Robson, de hoogste van de Rockies, was te zien 85 km verderop. We konden nog een stuk door wandelen naar de top. Tussen de rotsen zaten pika’s (fluithazen) en er lag hier en daar wat sneeuw. We zagen de sneeuwhoenders bijna over het hoofd. Die waren van onder al wit, maar van boven nog bruin. Perfect gecamoufleerd.

Onze favoriete weg in Jasper National Park gaat naar Maligne lake. Bij de Athabasca rivier zagen we witstaart-herten rennen. Onderweg kwamen we langs Medicine lake, waar een paar bosbranden de omgeving ontzettend hebben veranderd. Pijnlijk om de verwoesting te zien; waar eerst een enorm groen bos was, staan nu verkoolde zwarte palen over de berghelling.

Een flinke wandeling ging de berg op naar de Bald Hills, waar je na een stevige klim boven de boomgrens uit komt. Inderdaad, kale bergen, maar wel vol mini dennenbomen, toendra-gras en ook grizzlies. Die laatste hebben we helaas niet gezien. Wandelaars voor ons hadden die wel gezien, maar we waren net te laat. Soms heb je geluk, soms niet. Grizzlies houden niet van mensen, en terecht. Op de top trokken we een muesli-reep open, en uit het niets kwamen er ineens Grey Jays (grijze gaai) op ons af. Heel bijzonder dat ze dat geluid zo goed herkennen! Ze zaten op een meter afstand met grote zwarte oogjes ons de noten uit de mond te kijken. Don’t feed the wildlife… dus niet gedaan. Dat was moeilijk, want het zijn echt de leukste vogels hier.

18 kilometer berg op en af was voor onze Nederlandse benen wel erg pittig, maar er was whisky in de camper, en een verwarming, en een heerlijk bed…

Het originele plan was dat Anke haar verjaardag (in juni vorig jaar) in Jasper zou vieren, dus we besloten dat de volgende dag een mooie dag zou zijn om jarig te zijn. Champagne gehaald voor de avond, en op naar Moose lake. Onderweg kreeg Anke haar eerste verjaardagscadeau in de vorm van niet 1, maar 3 elanden. Familie-Eland zelfs; een mannetje, vrouwtje en een jong. Nog nooit zo gezien! Ze kwamen naar de auto toe lopen en sabbelden er zelfs aan. Ze liepen zo dicht langs de auto dat we ze aan hadden kunnen raken. Uiteraard niet gedaan, ook omdat het gewei van het mannetje enorm was! Spannend, zo dicht bij de huurauto… Het geluid van een eland is een gezellig diep knorren. Fantastisch!

Bij Moose lake (jawel) zagen we nog twee elanden, dus Anke’s dag kon niet meer stuk. Daarna op bezoek bij de Angel Glacier op Mount Edith Cavell. Helaas weinig fotogenieke ijsbrokken in het gletsjer-meer, maar nog steeds indrukwekkend. Een bezoek aan Anke’s favoriete meer, Jasper lake, maakte het programma compleet. Als toetje nog wat enorme Wapiti-herten en twee coyotes. We besloten uit eten te gaan, maar voor we van een heerlijke zalm konden genieten zijn we nog een winkel in gelopen met ‘Native art’ voor een uitgesteld verjaardagscadeau van Koen. Een origineel native houtsnijwerk in de vorm van een gestileerde raaf gaat mee naar huis! Wat een fijne verjaardag!!

In de valleien rondom Jasper klinkt rond deze tijd het luide geroep van hitsige Wapiti-herten. Op een wandeling de volgende dag zagen we een mannetjes wapiti-hert die luidruchtig probeerde een vrouwtje bij zich te houden. Van een keurige afstand konden we zijn pogingen volgen. Helaas voor hem was zij totaal niet geïnteresseerd. In zijn frustratie rende hij onze richting op, waardoor we een kort sprintje moesten trekken, ondanks de grote afstand. Hij was niet echt agressief, maar laten we het ‘enthousiast’ noemen. Goed dat we afstand hadden gehouden.

Na nog een paar dagen van prachtige wandelingen was het tijd om Jasper te verlaten. De weg naar het zuiden ging over dezelfde Icefields-parkway, maar die zag er nu heel anders uit. Het was inmiddels nog kouder geworden en alle bergtoppen zagen er uit als taarten met poedersuiker. Voor zover we die konden zien door de slierten mist heen. Bij Wilcox Ridge twijfelden we over de geplande wandeling. Die zou de berg op gaan, en het begon al zachtjes te sneeuwen. We besloten toch te gaan, maar al snel trok de mist over de berg, dus het verwachtte uitzicht op de gletsjers verdween als sneeuw.. euh… mist voor de zon. We besloten door te gaan, maar inmiddels stak de wind flink op, en was de sneeuw veranderd in ijzel die recht in je gezicht blies. We hadden diverse truien en jasjes aan, maar de kou trok dwars door je heen. f#king berekoud! Blijven bewegen… Boven op de berg was het woest en wit. Bijna bovenaan stonden er ineens 8 grote mannetjes bighorn sheep (moeflons) rustig te grazen alsof het een zonnige zomermiddag was. Echt stoere bad-ass-schapen! Af en toe stootten ze al met hun indrukwekkende horens tegen elkaar. Oefen-gevechten voor over een paar weken. Ze kwamen iets te nieuwsgierig op ons af, dus we besloten hun testosteron wat ruimte te geven. Bovendien konden we onze handen (en billen!) al niet meer voelen van de kou, dus het was tijd voor de afdaling.

Helaas volgde de sneeuw ons de berg af naar onze kampeerplaats, waar we in een winterwonderland de nacht hebben doorgebracht. Het bleef maar sneeuwen. We maakten ons zorgen of we nog wel weg zouden komen, want sneeuwkettingen zijn geen onderdeel van de standaard camper-uitrusting. In de ochtend begon het te regenen en dooien. In de camper was het een cosy 5 graden. (Hadden we al gemeld dat we blij waren met onze verwarming?) In de regen naar Field in Yoho National Park gereden, waar we nu in de regen ongeveer de enige zijn op de camping. Onze buren zijn een drukke eekhoorn en wat scharrel-vogeltjes. Tijd om wat te schrijven en wat fotootjes uit te zoeken. Een drankje en een bakje glutenvrije pasta gaan er wel in. De ondergaande zon geeft de bergen een warme gloed. De bergtoppen lijken wel in brand te staan. Een belofte voor warmere temperaturen op onze route naar het zuiden.

Onderstaande foto’s zijn van zowel Anke als Koen.

Bizonder oerbos Bialowieza

De wekker gaat. Het is vijf uur en nog donker buiten. Snel een kopje koffie en een banaan. Ontbijt komt later wel. Zachtjes rijden we de campsite af en slaan af in de richting van het bos. Het langzaam opkomende zonlicht onthult overal sluiers van nevel. Fotografisch gezien heel mooi, maar het maakt onze zoektocht wel moeilijker. We stoppen een paar keer voor een omgevallen boom of een kleine hooiberg, maar uiteindelijk wordt onze moeite beloond; daar staat er één! In de ochtendschemering langs de rand van het bos staat een wisent-stier, een Europese bison!

We weten dat we niet veel tijd hebben. Als de zon op is gaan ze terug naar het bos, en de kans om ze dan nog te zien wordt dan nog veel kleiner.

Als we uiteindelijk besluiten om op zoek te gaan naar een ontbijtplek horen we een enorme oerkreet. We weten inmiddels: dat klinkt als een brullend hert, en het klonk dichtbij. Ontbijt moet even wachten. Een stuk verderop komt de herrieschopper uit het riet gerend. Boven de nevel zweeft een kop met een groot gewei. Het ziet er buitenaards uit, vooral door het geluid wat hij maakt. Onder invloed van hormonen rent hij in het ochtendlicht door de velden, op zoek naar ruzie of sex. Hoe toepasselijk voor een oerbos.

We zijn inmiddels in het laatste stukje oerbos van Europa: Bialowieza nationaal park. Het ligt tegen de grens met Wit-Rusland. Een gedeelte ligt aan de andere kant van de grens, dus we moeten goed kijken waar we gaan wandelen. Je wilt niet per ongeluk aan de andere kant belanden…

Het bos is prachtig: aha, zo hoort een bos eruit te zien. Niet de keurige aangeharkte bossen die we hier hebben, maar een echt woud van omgevallen bomen, honderden soorten paddestoelen in allerlei kleuren, groene moerasjes, mos, varens en echt enorme oude linden, essen, iepen, sparren en beuken. Er staan zelfs eiken van meer dan 400 jaar oud.

Je mag het binnenste gedeelte van het park alleen in met een gids en we besloten een privé-gids te huren. Arek is een aardige, introverte, oudere man die ons een dag meeneemt door het oerbos. Op de heenweg zien we in de verte nog 3 bisons. Dat was bijzonder, zei Arek, want meestal zitten ze in de bossen. Alweer geluk! Arek wist ons heel veel te vertellen over het bos waar hij al ruim 30 jaar gids is. Hij had zelfs van veel flora en fauna de namen in het Nederlands geleerd! We konden goed begrijpen waarom hij al die tijd door dit majestueuze bos wilde lopen.

In de dagen erna struinen we zelf door het toegankelijke gedeelte van het bos (sommige gebieden zijn afgezet), op zoek naar grote bomen en wilde dieren. Als het hard waait klinkt het bos alsof je in een schip zit. Het krakende hout klinkt als een horror-film. Wat een mooi park is dit! En gelukkig veel rustiger dan het zuiden!

Na 5 dagen oerbos werd het tijd voor het volgende park: Biebrza nationaal park, een enorm ‘wetland’ van laagveenmoeras, rivieren en rietvelden. Een walhalla voor vogels, bevers en elanden. Een zeer korte ontmoeting met een Europese eland in Bialowieza was te kort, en dit park beloofde veel… Maar soms heb je pech. Na 3 dagen wandelen in het park hadden we ze wel gehoord, maar nog geen eland of bever gezien. Wel vossen, kraanvogels en slangen, en we hebben prachtige wandelingen gemaakt door moerassen, langs zwarte vennen en natte bossen. Ook een leuke  fietstocht. De parken in dit deel van Polen lenen zich uitstekend voor ontdekking vanaf een fietszadel. 

Op een kampeerplek langs een idyllische rietveld worden we door een Pools koppel  uitgenodigd om de volgende ochtend mee paddestoelen te gaan plukken voor het ontbijt. Dat is spannend, want we moeten wel vertrouwen hebben in hun kennis. De vrouw lijkt er veel vanaf te weten, dus we krijgen een lesje in het herkennen van twee soorten die eetbaar zijn. Er zijn ook paddestoelen die er heel erg op lijken, maar die giftig zijn… Dus. Het is erg leuk om het bos in te gaan om je ontbijt te verzamelen. Bij terugkeer hebben we ze samen bereid voor een heerlijke brunch. En we leven nog!

Het werd langzaamaan tijd om terug te rijden naar het westen. Onderweg hebben we nog even genoten van alweer een mooi park: Kampinos national park, wat tegen Warschau aan ligt. Met als logo een eland… Nieuwe ronde, nieuwe kansen! Het park doet wat denken aan een enorme ‘Loonse en Drunense duinen’. Het heeft zandverstuivingen, bossen en moerassen. Ook hier weer uitgekeken naar elanden, maar niet gezien. Wel werden we belaagd worden door hertenluisvliegen – super vervelende beesten. Natuur is leuk, maar niet als het in je haar kruipt. Onze laatste nacht op een kampeerplek in een grote tuin, waar we alleen stonden, zorgde nog wel voor een spannend staartje.

Midden in de nacht werden we wakker van wat klonk als brallende dronken jongeren. Er was commotie en er werd druk met zaklampen geschenen. Er stond een groep mannen tot op een meter van de bus! What the f..? De herrie bleef, dus Anke ging buiten eens informeren wat er aan de hand was, maar iedereen keek naar de andere kant van tuin. Het leek alsof er iemand door de tuin rende. Was het politie, op jacht naar een dief? Toen rende er ineens een jonge eland door de tuin! Was dit een jacht, midden in de nacht in een camping/tuin..? Onwaarschijnlijk… Een man werd omver gelopen door de jonge eland dat duidelijk in paniek was, waarna de andere mannen het dier uiteindelijk de poort uit kregen. Wat bleek: Er stond de halve nacht een eland-moeder met jong op een paar meter van onze camper te grazen. Terwijl we rustig sliepen… Het jong is toen in een vijver gevallen waar het niet uit kon. Uiteindelijk moesten er twee brandweerauto’s aan te pas komen om de 120 kilo zware baby uit de plomp te trekken, waarna die natuurlijk in paniek door de tuin rende. Hebben we ook allemaal gemist! Op het staartje na dan. Na dagen naar elanden uit gekeken te hebben, kwamen ze toch nog even hallo zeggen. Niet echt de natuur-ervaring waar we naar zochten, maar wel een mooi verhaal.

Onze laatste nacht in Düsseldorf, waar we de camper terug zouden brengen, was ook weer spannend. We hadden onze eigen auto opgehaald, maar moesten de camper de volgende ochtend nog schoon maken. De camping was dicht, dus stonden we alleen op de parkeerplaats van een bos waar overdag mensen hun hond uit laten. In de nacht was het verlaten. Er stopte een auto op de parkeerplaats en er stapte iemand uit. Het licht van een telefoon was te zien. Tien minuten later kwamen er drie auto’s aan. Eentje bleef staan bij de enige uitgang van de parkeerplaats. De andere twee gingen pal achter onze auto en onze camper staan. Ze blokkeerden dus zo onze mogelijkheid om weg te komen. Dit leek op een overval! Auto op slot. Motor starten. Desnoods rammen we met ons zwijntje de auto achter ons… De auto’s reden door en parkeerden een klein stukje verderop. We hadden geen zin om ons bang te laten maken. Anke stapte uit de camper en vroeg aan de man met de telefoon die er nog steeds stond wat hier allemaal de bedoeling van was… en toen bleek het een ontmoetingsplek voor homoseksuelen te zijn… Okeeeee. Dat verklaarde een boel. Opgelaten en opgelucht. 

De volgende dag hadden we nog even werk aan het zwijntje, maar na 3 uur werk was hij buiten (truck-wash) en binnen (Koen- en Anke-wash) weer helemaal tiptop. Op een geschampt buikje na…

Het was een bijzondere reis. Polen heeft prachtige natuur. Je moet er soms wat moeite voor doen, maar de beloning is fantastisch! 


Langs het randje van Polen

Vandaag stonden we op de grens met de Oekraïne. Verder naar het Oosten kunnen we niet.

Onze reis naar Canada en de USA is voor de tweede keer uitgesteld dit jaar, dus het werd een vakantie in een steeds kleiner wordend stukje ‘geel’ Europa. We wilden graag naar het Tatra-gebergte, maar Slowakije was net een paar dagen voor onze reis naar code oranje gegaan. Een gedeelte van de Tatra ligt in Polen, dus dat werd plan C: Polen. De grensgebieden tussen Tsjechië en Polen liggen vol met natuurparken. Dus hebben we in Duitsland een camper-bus gehuurd en naar het oosten gereden.

Op zoek naar wat rust en natuur

Die zochten we allereerst in Karpacz, in het Karkonosze nationaal park in het Reuzengebergte. Niet groot, maar vernoemd naar de reuzen die er zouden leven. Niet gezien overigens, maar het bos is sprookjesachtig en heeft hoge rotsen. Er is veel mos, kabbelende riviertjes en rijpe bosbessen en paddestoelen. Een grote hobby in Polen is met de familie de bossen in trekken en met manden vol paddestoelen weer terug komen. De bossen waren erg mooi, maar dus ook erg druk. Ondanks idyllische wildkampeer-plekjes niet helemaal de natuur-ervaring waar we naar zochten. 

Dus gingen we verder via Jelenia Góra, een mooi stadje met 17de eeuwse huizen, naar Zawoja in het nationaal park Babia Góra. De berg met dezelfde naam was een uitdaging voor onze Nederlandse benen, maar we hebben de top gehaald! Het weer was prachtig, en we konden erg ver kijken. We zagen de Beskiden (ook nog nooit van gehoord), Slowakije en het Tatra-gebergte liggen. Veel toeristen en weinig wildlife, maar de Tatra beloofde goeie mogelijkheden, dus op naar Zakopane!

Helaas hebben we de Tatra moeten missen omdat we niet konden parkeren. Nee, dat is geen “bij wijze van spreken”, maar echt zo. Het was zo ontzettend druk dat alle parkeerplekken bij de wandelingen in het park vol waren. We konden pas kilometers buiten het park terecht, maar dat betekende een flinke tocht voor we bij de wandelingen waren, en bovendien een colonne van mensen die de bergen op gaan… Dus zijn we maar door gereden. Het hoofddoel van onze reis hebben we dus helaas niet gezien! Heel jammer, maar gelukkig is Polen groot, en heeft het veel natuurschoon. Verder naar het oosten dus, naar een ander stukje Karpaten.

The hills are alive with the sound of… sheep. Het park Pieniny is minder hoog, maar heeft idyllische dorpjes, kuddes schapen en bergweiden met filmische kwaliteiten. 

Bieszczady

In het meest zuidoostelijke hoekje van Polen ligt het Bieszczady park, bijna volledig omsloten door de Oekraïne en Slowakije. Er zijn weinig inwoners, want de oorspronkelijke bewoners zijn uitgemoord door de nazi’s en daarna het Russische leger. Er zijn bergen en moerasgebieden en er is wildlife in de vorm van beren, lynx en wolven, maar die mijden de drukke wandelpaden vol luidruchtige wandelaars, waar er helaas ook veel van zijn. De wandelingen waren prachtig, maar we moesten het dus doen met een adder, salamanders, kikkers, vogels en “alien” rupsen. Wie het kleine niet eert… 

In het park Bieszczady liggen leuke kleine dorpjes, met houten kerken en namen die klinken als de dwergen uit de Lord of the Rings: Smerek, Chmiel, Dwernik en Smolnik.

Het weer is nog steeds fantastisch, en het uitzicht ook. Er zijn hier stukjes oerbos, waar hele grote, oude beuken en eiken staan. Onherkenbaar en niet te vergelijken met de kleine boompjes die bij ons in de bossen staan. De omgevallen bomen zijn voedsel voor een enorme variatie aan paddestoelen en andere schimmels en overwoekerd met mos en varens. Wat hoger gelegen staan kleine dennenbomen, en op de top heb je uitzicht op een landschap met bergen tot de horizon. 

Onze camperbus is erg nieuw en veel luxer dan we gewend zijn. Het heeft een vast bed en zelfs iets wat door gaat voor een douche/wc. Het heeft wel een groot nadeel: hij ligt superlaag op de weg. We hebben hem dus het hangbuikzwijntje genoemd.  

Maar: de camper heeft ook een koelkast, dus bij terugkomst staat er een koud glas wodka en een biertje klaar… best vol te houden. Na zdrowie!

De plannen zijn weer gewijzigd. De oerbossen smaken naar meer, en in het noordoosten ligt bij Bialowieza het laatste grotere stuk oerbos van Europa. Dus kachelen we met ons zwijntje langs de grens van Oekraïne en Wit-Rusland naar het noorden. 

We rijden door dorpjes met namen die je alleen mag uitspreken met een mondkapje op.

De bergen maken plaats voor weidse heuvelachtige uitzichten. Langs velden met strobalen, tabaksplanten, houten huizen, vergeelde reclameborden en kippetjes langs de weg, orthodoxe kerken met ui-vormige daken en begraafplaatsen die overladen zijn met bloemen en lantaarns. 

Volgende stop is het prachtige 16e eeuwse stadje Zamosc, waar we 18 jaar geleden ook zijn geweest. Wat een verschil! Toen was het prachtige plein vol renaissance-huizen leeg. De kalk op de huizen was afgebladerd, en met veel moeite konden we onder in een kelder een oude chagrijnige vrouw vinden die stukken lauwe plaat-pizza verkocht. 

Nu zijn alle huizen opgeknapt en is het plein overladen met toeristen en restaurants. Alhoewel ik, zeker voor de mensen daar, de verandering een verbetering vind, mis ik de sfeer van authenticiteit die het vroeger uitstraalde. Ongestoord dwalen tussen de huizen, op zoek naar fotogenieke barsten in het plamuurwerk, gaf een gevoel van historie en was avontuurlijker dan het pretpark-gevoel dat er nu heerst.

En ondanks onze voorzichtigheid met de slechte staat van veel Poolse wegen, heeft ons hangbuikzwijn helaas zijn buikje bezeerd. Bij een dubbele trein-overgang ging het mis. Krak! Het trapje onder de campervan schampte tegen het asfalt. Kapot. Sht!

Tijd om weer op zoek te gaan naar rust en natuur. Ondanks een mooie rit tot nog toe hebben we dat nog niet echt gevonden. Maar het oerbos lonkt…

Dat wordt deel 2. Eerst wat fotootje (van zowel Anke als Koen).


Arigato Japan!

Dit is ons derde en laatste verslag over ons avontuur in Japan (2019). Lees optioneel het eerste of tweede verslag.

Inmiddels zijn we weer thuis en is het tijd voor het laatste verslag van onze reis door het noorden van Japan. Dat hadden we goed gepland: wij vliegen naar huis en nog geen dag later is er een aardbeving in Tokyo en gaat er een grote tyfoon tekeer…

We waren gebleven in Shiretoko National Park. Daar was het tijd voor een tweede boottocht, nu aan de andere kant van het schiereiland, bij Aidomari. Een prachtige tocht in een kleine boot met maar 4 andere passagiers. Lekker het zeewater in je gezicht terwijl je tussen rotsen en langs kliffen en watervallen vaart. In het begin hadden we pech, want de beren lieten zich niet zien, maar uiteindelijk konden we er toch 3 fotograferen terwijl ze langs de kust liepen op zoek naar vis. Ook witstaart-zeearenden hadden zin in zalm, net zoals de altijd aanwezige raven die wachten op de restjes. We zagen zelfs een arend een beer weg jagen! We voeren door tot aan de kaap, het noordelijkste punt. Verder doorvaren en men zou Russisch spreken.

De wandeltocht de volgende dag naar Rausu-lake was gelukkig tamelijk rustig. Ze houden hier van wandelroutes naar meertjes en vennetjes. Het is dan ook prachtig, de combinatie van bergen en watertjes, getooid in de nog steeds aanwezige glorieuze, belachelijk felle herfstkleuren.

Tijd voor een volgend natuurpark, en wel in de vorm van Akan Mashu National Park. Dit park bestaat uit 3 prachtige (oude) kratermeren, en er is ook de nodige recente vulkanische activiteit. Als voorafje naar Lake Mashu, wat bekend staat om zijn super heldere water. Helaas was het erg heiig, wat het zicht op dat heldere water niet bepaald ten goede kwam. Dan maar door naar de tweede gang: heftige fumarolen op Mount Io. Hier kon je vlakbij de fumarolen komen, nadat je je een weg had gebaand langs diverse waarschuwingsborden met uitroeptekens. Mount Io staat op uitbarsten. Dat kan in vulkaan-tijd nog wel even duren, maar er is een speciale bunker gebouwd onder de souvenierwinkel (!), waar je naar toe moet als er geen tijd is om te vluchten… Het was zo dringend dat ze het, als ware zeldzaamheid, zelfs in het Engels hadden vermeld!
Het was heerlijk weer, dus op naar Lake Kussharo, waar ze een eigen ‘Nessie’-monster hebben, met souvenierwinkel uiteraard, en waar het grondwater warm is. Je kunt je eigen warme voetenbad maken door op het strand een kuil te graven!

Als dessert een museum, en wel het Ainu museum. De Ainu zijn de oorspronkelijke bevolking van Hokkaido. Zoals vaak gebeurd bij dit soort volken zijn ze eerst financieel afhankelijk gemaakt, toen geannexeerd, daarna is de cultuur kapot gemaakt door een verbod op de taal, muziek, jacht etc. En nu wordt de oude cultuur uitgebuit omdat het gezien wordt als mogelijkheid voor toerisme om geld mee te verdienen. Gelukkig houden de Ainu er inmiddels zelf ook nog iets aan over, en wordt een gedeelte van deze bijzondere cultuur nu bewaard.

Wandelen in dit park is spannend. Je moet herrie maken, zodat je niet per ongeluk tegen een bruine beer aanloopt, maar je moet ook stil zijn, want er leven hier ‘killer-wespen’ die je niet wilt attenderen op je aanwezigheid. Dit is de Japanse reuzenhoornaar en die is echt belachelijk groot en agressief, vooral in de herfst, want dan is het paartijd. Elk jaar sterven er 40 mensen aan die beesten… we besloten dus maar stil te zijn…
Sluipend door de prachtige bossen beklommen we bij Akan lake de Meakan-dake, een oude, maar nog steeds actieve, vulkaan. En zowaar zaten hier vogels en eekhoorns. Het pad was erg stijl en bestond uit een brei van boomwortels, mos en rotsen, maar dat voegde wel extra charme toe aan de tocht. Vooral op de terugweg werden die takken in de vorm van handvaten gewaardeerd 😉

En toen was het tijd voor kraanvogels en moeras! In het Kushiro Shitsugen National Park kun je deze grote (formaat: Anke), witte, met uitsterven bedreigde vogels makkelijk spotten, maar er zijn er niet zo veel meer, dus je moet er wel even naar zoeken. Ze dansen alleen in de winter, maar ook zonder acrobatiek zijn het koninklijke verschijningen. Geen wonder dat ze vereerd worden door de Japanners.
Ook bijzonder om in een moeras te wandelen met onbekende planten en paddestoelen. Een hele andere sfeer dan de vulkanen en meren die we eerder zagen. Er stond hier veel riet, wat een welkome afwisseling was van het hier bijna overal aanwezige bamboe.

Er was weer een tyfoonstaartje met veel regen op komst, dus we besloten een nacht in een hotel te slapen in Kushiro. Een industrie-stad die je doet denken dat je in een science-fiction film beland bent. (Rutger Hauer kon elk moment door de regen aan komen rennen.) Heerlijk: een fatsoenlijk bed, badkamer, gratis ijs, badzout en Ramen (noodels). Een ongekende luxe in ons camperleven. Een poging om uit eten te gaan (met een glutenallergie) werd na 2 uur afgesloten met een ‘do-it-yourself-sushi-plate’. De ober deed zo zijn best, maar sprak echt geen woord engels…

We besloten nog wat dagen door te brengen in het zuiden van Daisetsuzan Park. De tocht naar de top van Mount Hakuun was heerlijk. Het was rustig, de zon scheen, het landschap was adembenemend en het uitzicht op Lake Shikaribetsu fantastisch. Het wildlife bestond o.a. uit diverse soorten spechten, waaronder de pygmee-specht, die, je raad het al, erg klein is voor een specht. Het was veel geklauter over rotsen op alle vieren, maar de moeite waard.

We wilden dieper het park in trekken en een stuk van de route naar Mount Tomuraushi hiken. Na eindeloze hobbelwegen die steeds smaller werden kwamen we bij het startpunt. Daar zit je dan, in het midden van dit enorme Nationale Park, omringd door oude vulkanen. Helemaal alleen…. Samen met twee bouwvakkers die met een machine een pijp in de grond aan het boren waren! Nou konden we die na een paar honderd meter niet meer horen, maar we hoefden ons in ieder geval geen zorgen te maken over de aanwezigheid van beren… We hadden het pad voor ons zelf. Echte wildernis. Het park staat ook bekend om zijn plotseling optrekkende mist, waar we helaas ook getuige van waren. Ineens was de wandeling afgelopen, want je zag nog maar erg weinig. Het was ook wel tijd om terug te keren, want om 5 uur (!) zou de zon onder gaan. En ze doen niet aan schemer op Hokkaido. Als de zon onder is, is het ook binnen een kwartier echt donker. We besloten om te draaien en konden nog net voor het donker van de berg af komen. Maar niet nadat we nog uitgebreid konden genieten van twee vossen die pal voor onze auto op de weg aan het spelen waren. Qua gedrag een mix tussen katten en honden. Geweldig om te zien.

Van lake Shikotsu hebben we weinig gezien, want de mist was inmiddels ook in het Shikotsu-Toya National Park aangekomen. Dat zorgde wel voor een sfeervolle kampeerplek. In de omringende bossen kwamen we nog een mannetjes-Ezo-hert tegen dat zich probeerde te verstoppen voor ons. Dat zag er erg grappig uit, want hij had niet door dat zijn enorme gewei nog boven de bamboe uitstak….

Met meer regen op komst besloten we door te rijden naar Noboribetsu, waar ‘Hell Valley’ wel klonk als iets wat we zouden waarderen. Het was zeker mooi, maar helaas vonden meer mensen dat. Een gebied waar fumarolen, kokende modder en een geiser hun best doen, werd compleet uitgemolken met gedateerde hotels, onsen (spa’s), souvenirshops, bussen en dure parkeerplaatsen.
We zochten nog even de rust op van Poroto lake voor we naar Tomakomai reden waar we een veerboot moesten halen. Een vaartocht van 19 uur bracht ons weer terug op 3 uur rijden van Narita, waar we in het tempelcomplex Nartiasan Shinshoji nog even wat boeddhistische architectuur konden opsnuiven voor we de camper moesten inleveren. We eindigen zoals we begonnen, met de geur van zwavel in onze neus en een boeddhistische sfeer.

Het was druk op het vliegveld en de vlucht was helemaal vol. Veel mensen probeerden nog het land te verlaten voor de tyfoon Hagibis op bezoek zou komen. Alle vluchten voor de volgende dag waren afgelast. Met alle beelden van rondvliegende vrachtwagens op het nieuws zijn we blij dat we niet meer in een camper in de buurt van Tokio zijn, maar het is wel geweldig om in dit bijzondere land geweest te zijn.

Arigato Japan!

Dit is ons derde en laatste verslag over ons avontuur in Japan (2019). Lees optioneel het eerste of tweede verslag.

Hokkaidabout!

Dit is ons tweede verslag over ons avontuur in Japan (2019). Lees optioneel het eerste of derde verslag.

We hadden een dag met ononderbroken plensbui als staart van een tyfoon. Maar verder is het weer hier overwegend prima. 21 graden en zon!

Hokkaido is momenteel getooid in prachtige herfstkleuren, van diverse tinten rood en oranje tot goudgeel. Heel mooi, maar het trekt ook veel bejaarde Japanners aan, die in bussen rondtrekken. Iedereen wordt hier heel erg bang gemaakt voor beren, waardoor men hier rond loopt met een berenbel; een bel die aan je rugzak hangt die constant klingelt – ontzettend irritant. Het idee is dat een beer je hoort aankomen, waardoor die de benen neemt. Het lastige is dat je, als je wilt wandelen, je je dus eerst een weg moet banen langs diverse geriatrische klokkenspelen, voor je het idee hebt dat je in de natuur bent.

Hokkaido heeft prachtige natuur, maar ze maken het dus vaak moeilijk om ervan te genieten. Er zit natuurlijk wel wat in om mensen en natuur gescheiden te houden, want dat is uiteraard beter voor de natuur, maar het is daardoor ook lastiger om hier een ‘natuur-ervaring’ te krijgen. Japan is soms een beetje over-georganiseerd, en ook qua natuur houden ze alles graag in de hand, met korte overzichtelijke wandelpaden (die druk zijn), duidelijke bordjes in het vloeiend Japans, en veel beleefdheids-etiquette als je mensen wilt inhalen op de smalle paden. Niet precies waar wij op uit zijn. Het vraagt dus enig geduld en doorzettingsvermogen, maar dan wordt je wel beloond met prachtige natuurparken, bergen, meren, rivieren, fumarolen en vulkanen. En die herfst, die heeft er zin in!

Het eiland lijkt op een grote manta-rog, en we begonnen in de staart, bij Hakodate.
Eerste stop was Shikotsu-Toya National Park. Je ziet hier overal vulkaanactiviteit. In de vorm van hele oude kratermeren of kokende modder en fumarolen die uit zeer actieve vulkanen omhoog blazen. Of in de vorm van een stadje dat half door de modder is bedekt na een uitbarsting. Erg vervelend als er ineens een aantal vulkanen in je dorp naar boven komen. Toya-ko is dus gedeeltelijk een ghost-town. Je kunt daar tussen de opengebroken wegen, begroeide snelwegen en lege gebouwen wandelen op keurige paden met bloembakken ernaast. Een vreemd maar intrigerend soort ramp-toerisme.Vanwege de regen zijn we daarna meteen doorgereden naar Daisetsuzan National Park, een prachtig groot park met hoge bergen midden op Hokkaido. Blue pond is een helder blauw meer, dat is ontstaan door grondwerk, wat veel aluminium uit de bodem los maakte. Het meer staat vol dode bomen en is door zijn blauwe kleur erg fotogeniek.

Een wandeling naar de Ansei-krater was spannend, omdat je tussen de fumarolen door liep en het pad niet echt duidelijk was. De pika’s (hamster-achtige diertjes) vonden het geen goed idee dat wij er waren en maakten dat verbaal heel duidelijk met luid gepiep. Toen het ineens heel mistig werd, besloten we toch maar terug te gaan. Je wilt niet per ongeluk in een kokende stoomwolk terecht komen. Toch spannend om op een actieve vulkaan rond te lopen!

Ze hebben hier ook prachtig moerassig veengebied. Planten met enorme bladeren, veel berken, paddestoelen, kleine dennenboompjes en af en toe een wasabi-kleurig vennetje. Daarna zochten we het hoger op. We konden met een kabelbaan een gedeelte de Asahidake op. Verder naar boven wandelend waren er mooie kratermeertjes, rotsen, fumarolen en zelfs hier en daar wat sneeuw.
Tenninkyo en Sounkyo liggen in een vallei waar de wanden bijzondere rotsvormen hebben. Overal mooie watervallen en eerder genoemd herfstkleuren-festijn.

Voor de Kogen-numa Meguri wandeling (alles klinkt hier al snel als een soort sushi) bij Bear mountain moesten we om 5 uur de wekker zetten. Je kon daar alleen komen met een bus die over een hobbelende onverharde weg de bergen in slingerde en stuiterde. Daar aangekomen moesten we een informatieve video bekijken, die je wees op alle gevaren van wandelen in bruine-beren-gebied. De meeste mensen hebben zowel een berenbel als een telelens bij zich. Iedereen komt om beren te zien, maar jaagt ze tegelijkertijd weg met de herrie…
Ook hier weer prachtige meren. De meeste mensen keerden halverwege om, maar je kon ook een ronde hiken, weliswaar over een veel minder begaanbaar pad. Je moest wat stroompjes oversteken en over rotsen klauteren. Geen beer gezien (en wij lopen zonder bel), maar het landschap was fantastisch mooi en wild. Met flinke spierpijn en een kaartje vol foto’s voldaan weer bij de camper aangekomen.

Wat betreft het kamperen in Japan: er zijn weinig campings, en als ze er zijn is het vaak alleen voor tenten, of zijn ze gesloten in deze periode. Ze hebben hier wel Michi-no-eki, wat ‘wegstations’ zijn waar je gratis kunt parkeren en overnachten op een parkeerplaats. Er is altijd een openbaar toilet en soms een winkel met souvenirs en plaatselijke producten. Niet de meest sfeervolle plekken maar wel praktisch. Het is verder erg onhandig dat je nergens je afval kwijt kunt. Je wordt verwacht het mee naar huis te nemen… Euh… Ook kun je je er niet wassen, maar gelukkig kennen ze in Japan ook ‘Onsen’! Door alle vulkanische activiteit komt er op veel plekken heet water naar boven wat opgevangen wordt in baden waar je voor een kleine vergoeding in kunt gaan zitten. Mannetjes en vrouwtjes gescheiden. Eerst op een krukje jezelf wassen, en dan heerlijk in het hete water zitten. Vooral erg fijn na een flinke wandeling. En in de camper wacht dan een Japanse whisky. Best uit te houden.

In veel bossen hier is het opvallend stil. Je hoort en ziet weinig vogels. Er zijn vooral libellen, raven en roofvogels. Die libellen zie je wel in enorme zwermen (het is paartijd) en die raven zijn joekels en zitten altijd erg fotogeniek op paaltjes en takken. Toch hebben we met wat moeite inmiddels ook Sika herten, vossen, pika’s, eekhoorns, grondeekhoorns en 2 slangen gezien.

We hadden dus behoefte aan wat meer wildlife. Die hoopten we te vinden in Shiretoko National Park. Dit park ligt in het noord-oosten van Hokkaido, op een schiereiland pal onder Rusland. We reden eerst door landbouwgebied. Volgens ons komen alle uien ter wereld uit dit gedeelte van Japan. Hokkaido heeft een ander landschap dan de rest van Japan, want het hoorde bij de ‘Russische aardplaat’ en je ziet hier minder rijstvelden, maar des te meer uien, aardappels en pompoenen. Op Shiretoko ontmoeten de bergen de zee, en dat geeft altijd mooie landschappen en zonsondergangen. En vis!

We besloten wat boottochten te maken; de eerste vanuit Utoro aan de west-kant. Prachtige kliffen, watervallen, rotsachtige eilandjes met aalscholvers en meeuwen en jawel, beren! De zalmtrek is begonnen, dus op de plaats waar de rivier en de zee samen komen, zie je soms beren op zalmen vissen. We konden zelfs anderhalf uur genieten van een moeder beer en haar puber die samen door de rivier sprongen om vis te vangen. Wat een prachtige beesten! Ook de zee-arenden houden van zalm. Je krijgt wel honger van al die activiteit, dus zelf ook maar een moot in de pan gegooid toen we weer terug waren bij de camper. Wel goed om je heen kijken op z’n tijd of er geen ongenode gasten op je kampeerplek af komen…

Dit smaakt naar meer, maar nu eerst wat foto’s (van zowel Anke als Koen)

Dit is ons tweede verslag over ons avontuur in Japan (2019). Lees optioneel het eerste of derde verslag.

Met een camper door Japan

Tokyo, I’m on my way! and in my old Toyota it is not so far away.

Dit is ons eerste verslag over ons reis met een camper door Japan (2019). Lees ook het tweede of derde verslag.

Op reis door Japan! Via Narita-airport zijn we meteen met jetlag het centrum van Tokyo in gegaan. Daar vonden we een fantastische Japanse uitvinding: koude koffie uit een frisdrankautomaat. Die vind je hier overal, zelfs op de meest afgelegen en onlogische plekken. Smaakt verassend goed. Het Imperial palace was gesloten, maar de tuinen waren grotendeels wel open. Een gedeelte was gesloten in verband met de tyfoon die onlangs overwaaide.
Onze kamer in het hotel bij Ueno-koen (koen betekent hier park) lag op de bovenste verdieping, vanwaar we een prachtig uitzicht hadden over Tokyo en het park met een grote vijver vol lotusbladeren. De kamer was erg klein. Je kon je kont niet keren, maar wel met warm water afspoelen nadat je het toilet had gebruikt. Nog een fantastische Japanse uitvinding: toilet-deluxe: verwarmde bril, muziekje, sproeiers om alles schoon te spoelen in diverse soorten (uiteraard met keuze in zachte of harde straal), en zelfs een privacy-knop die spoelgeluiden laat horen zodat niemand je hoort plassen.

Een dag later was het tijd voor een wandeling door een oud stukje Tokyo, de wijk Yanesen, die langs kleine huisjes, begraafplaatsen, badhuizen en tempels liep. Nog wat cultuur gesnoven in de vorm van porselein, samoerai harnassen, kimono’s en kalligrafie in het Nationaal Museum, waar het ook heerlijk koel was. Buiten was het ruim 30 graden en heel klam. In het zakencentrum van Tokyo vooral dure winkels, maar tussen de flats staan veel kleine tempels en huizen, wat er bijzonder uit ziet. De Senso-Ji tempel was een complex van meerdere tempels waar je voorspellingen en geluksamuletten kon kopen, en waar vrouwen kimono’s huurden om op de foto te gaan. Er was een mooie pagode en er stonden diverse goden en boeddha’s.

Na drie dagen Tokyo was het tijd om onze camper – ja, een Toyota – op te halen voor onze road-trip. Het is een ouder model, dus er zijn wat ouderdomsverschijnselen en eigenaardigheden, net als bij ons ;-), maar we McGyveren ons er prima doorheen.
Er zijn hier hele dure tolwegen (dagje rijden voor 75 euro), dus we rijden vooral over hele smalle weggetjes tussen de dorpen en rijstvelden door. Je kunt 40 of 50 kilometer per uur rijden, dus het gaat langzaam.

De eerste stop na Tokyo was Nikko, een grote verzameling tempels en mausoleums in een natuurpark van prachtige ceders, rotsen en mos. Het is een druk bezochte World Heritage site, dus we waren er vroeg, zodat we nog in enige rust konden kijken, voor de schoolklassen werden losgelaten. Prachtig en indrukwekkend, enorme tempels met goudwerk, rood lakwerk en houtsnijwerk in prachtige kleuren en vormen. Prachtige beelden, stenen ‘lantaarns’ met mos en ook hier weer een grote pagode. De geur van wierook en ceders gaf een mystiek sfeertje.
Daarna was het tijd voor onze eerste Onsen, een openbaar badhuis met baden die verwarmd worden door vulkanische activiteit. Met gratis geur van rotte eieren. Wel heerlijk warm en ontspannend.

Een lange rit dwars door het noorden van Honshu was vermoeiend, maar het was leuk om iets mee te krijgen van hoe ‘gewone’ Japanners leven. Boeren die in de rijstvelden staan te werken. Huizen met prachtige daken en kleine tempeltjes ernaast. Kleine vierkante autootjes die eruit zien alsof ze door een kind zijn getekend. Veel oude mensen, die vreemd genoeg vaak erg krom lopen. Misschien komt dat door het vele buigen dat ze hier doen. Met een zangerig lijzig toontje, Konichiwaaaaaa, veel buigen en andere omslachtige omgangsvormen. Het is voor ons even wennen, maar de mensen zijn heel hulpvaardig en vriendelijk.

In het noorden bezochten we ons eerste natuurpark: Towada-Hachimantai National Park. Een park met hele diverse landschappen. Veel geothermische activiteit in de vorm van kokende, borrelende modder-vulkanen en fumarolen, waar Koen prima met zijn drone kon spelen. Lieflijk kabbelende riviertjes met watervallen en prachtige bomen. Bergen met kratermeren en moerassig laagland er om heen waar beren wonen. Die hebben we helaas nog niet gezien, maar wel een Japanse makaak op het midden van de weg…!

Gluten-technisch is het hier een uitdaging. In Japan stoppen ze overal sojasaus in. Als je Japanners duidelijk maakt dat je geen sojasaus mag eten kijken ze lang wazig voor zich uit…. brainfreeze! We hebben Google Translate op de telefoon waarmee je Japanse tekens kunt vertalen als je daar je camera op richt, maar die maakt prachtige en hilarische gedichten. Dit is de tekst op een flesje groene ice tea: een door Google Translate gegenereerde Haiku.

Nieuwe Haiku Grand Prize
Ik kan genieten van de lentebries bij het raam
Speciale prijs voor woningbouw
Werd Tayima zijn vrouw had gevuld
Sen riksja en de hoek van de vlam
Prijs voor het leven maken

Het is dus erg lastig om inkopen te doen, want je kunt echt helemaal niks lezen. Eten in een restaurant is eigenlijk niet mogelijk. Niemand spreekt engels. Sushi is nog redelijk overzichtelijk, dus dat eten we hier vaker. Gelukkig kunnen we in de camper zelf koken.
En toen was het tijd om met de boot naar Hokkaido, het noorder-eiland, te gaan. De komende weken gaan we met onze camper over dit eiland ter grootte van Zwitserland toeren. Het is daar wat minder bewoont, dus we hopen op wat wildlife en mooie wandelingen. Hopelijk hebben we geen last van de volgende tyfoon…

En hier wat fotootjes van zowel Anke als Koen:

Dit is ons eerste verslag over ons avontuur in Japan (2019). Lees ook het tweede of derde verslag.

Patagonia – Vulkanen en schietgebedjes

Dit is ons derde en laatste verslag over ons avontuur in Pategonië (in 2018). Lees optioneel het eerste of tweede verslag.

Het laatste deel van ons reisverslag Patagonië heeft weer eventjes op zich laten wachten. Eerst moesten we in recordtijd schakelen naar de feestdagen. Hit the ground running, zoals ze dat zeggen. Jullie hadden nog wat vulkanen te goed…

Nog steeds op de Carretera Austral hadden we rond Coyhaique zowaar asfalt. In Parque Nacional Queulat was dat weer het vertrouwde ripio en hier begon de eerste regen. Alles was groen. Tussen de bergen hing overal een prachtige mistsluier en de bijzondere, enorme Araucaria en Coihue bomen doemden op uit het niets en staken als zwarte figuren af tegen de witte achtergrond. Door de lichte buitjes heen toch naar de ‘hanging glacier’ gelopen. Prachtige wandeling door gematigd regenwoud. Overal mosjes, kleine bloemetjes, varens in diverse formaten, met druppels er aan, en enorme berenklauw-achtige planten en varens met erg grote bladeren. Alles bedekt met een glinsterend laagje regen. De wandeling was erg mooi, maar de gletsjer was helaas niet te zien door de mist.

Daarna was het tijd voor Parque Pumalin, waar het echt een regenwoud is, met enorme varens van 3 meter, lianen en 50 tinten groen. De regen bleef inmiddels gestaag vallen. Dat maakte het kamperen er niet prettiger op. De regen klonk als een kudde tap-dansende muizen op het dak.
In de loop van de dag toch een stukje blauw in de lucht en er kwam zowaar een zonnetje… Precies op tijd voor onze wandeling naar de vulkaan Chaiten: 650 meter omhoog in 2,2 kilometer. Dat was heftig voor de kuiten. Een stevige tocht door een landschap, veranderd door de pyroclastische uitbarsting van een vulkaan waarvan gedacht werd dat hij gedoofd was. Op 2 mei 2008 bleek dat niet te kloppen. De bergen stonden bezaaid met door hitte verbrande bomen. Instant kaal. Enorme kolommen in het landschap, en er onder verrassend veel begroeiing, decoratieve rode bloemetjes, grote oranje hommels en kolibries. Door dit type uitbarsting komt er weinig lava vrij. Wel was het dorp Chaiten begraven onder een modderlaag en 20 centimeter as.
Onverwacht de top bereikt en beloond met een prachtig uitzicht op de krater. Niet een bobbelende lava-poel, maar een krater-in-een-krater idee. Twee meren er in, met veel modder, stukken lava en kale bomen. Wat obsidiaan verzameld, foto’s gemaakt en toen waren de knieën aan de beurt bij de afdaling.

Ons laatste stuk op de Carretera Austral ging naar Caleta Gonzalo, waarna we besloten via Argentinië terug te rijden. Onderweg zagen we langs de kant van de weg zowaar een pudu, een mini-hertje, ook al zo zeldzaam om te spotten! We hadden weer geluk (toen nog wel). Helaas geen mooie foto, want ze vluchtte erg snel weg.
Op weg naar Argentinië kwamen we door het dorp Villa Santa Lucia, dat volledig weggevaagd was door een modderlawine. De afslag die we moesten hebben was ook verdwenen, dus we moesten door het verwoeste dorp rijden op zoek naar een doorgang. Ik geloof dat er ongeveer 20 mensen zijn omgekomen. De natuur is hier in ieder geval de baas.
In Argentinië eerst naar het park Los Alerces, bekend om z’n enorme bomen. Die waren helaas niet te zien. Alleen via een boottocht en die was nog niet te doen i.v.m. de lange winter hier. Vanaf dat moment ging het allemaal niet meer zo soepel. Koen sloot ons uit de auto (vervelende gevoelige sleutel), dus we moesten een paar uur wachten op een professionele auto-inbreker. Nog geen 10 kilometer van de camping af begaf onze camper het…. Vloeistof overal onder de motorkap. Lichtjes gingen branden. Rare geluiden…. En we waren zojuist het bordje gepasseerd met ‘geen telefoonbereik’… Acuut omgedraaid en met 10 schietgebedjes terug richting camping. Drie kilometer voor de camping vonden we het niet meer verantwoord om te rijden. Daarna was het bijna 4 uur wachten langs de kant van de weg op de monteur.
Die reed ons van beekje naar beekje, om steeds water in het koelsysteem van de camper te kunnen gooien. Toen de beekjes op waren moesten we een stuk gesleept worden naar de plaatselijke slager (!) (vriendje van de monteur), met 5 honden en koeienschedels in de achtertuin. Weer een uur later zaten we in de rommelige werkplaats een potje maté te delen met de monteur en zijn familie… Het begon een beetje te lijken op een gebroeders Coen – film. De monteur sprak alleen Spaans. Achteraf bleek de waterpomp kapot te zijn, en het onderdeel bestellen zou 4 dagen gaan kosten… einde vakantie…dachten we.

We konden een gewone auto huren, maar het was veel duurder als je die in Argentinië huurt en in Chili wilt inleveren. De monteur heeft ons dus de volgende dag voor veel geld in 6 uur naar Bariloche gereden in een mini autootje, waar we tussen onze bagage ingeklemd zaten. Prachtige omgeving, maar we zagen er niets van omdat we met 20 schietgebedjes veel te hard over de bergen aan het crossen waren. De monteur had zijn vrouw ook meegenomen, we denken achteraf voor een betere wegligging…
Met gierende banden het busstation bereikt en … onze bus was vol. Gelukkig konden we nog net een bus naar Osorno halen, wat ook in Chili ligt.

De volgende ochtend hadden we een huurauto! Het leek erop alsof we toch nog iets van de laatste dagen van onze reis konden maken, maar we misten onze camper.
Tijd voor meer vulkanen, want in Chili ligt de ‘ring van vuur’, dus het stikt er hier van. We reden naar Pucón, waar de vulkaan Villarica te bewonderen is. We besloten in het park Huerquehue te gaan wandelen, waar ze duimgrote zoogdiertjes en tarantula-achtige spinnen hebben. Beide hebben we (gelukkig) niet gezien. Wel veel enorme bomen, watervallen en prachtig gekleurde vogeltjes.
In Parque Nacional Conguillio nog meer vulkanen en lavabedden. Op een wandeling kwamen we op een plek waar we 3 enorme vulkanen tegelijkertijd konden zien! Keurig besneeuwde driehoeken op de horizon. Dit gebied heeft zeer actieve vulkanen!
Een andere wandeling ging door een bos met Araucarias, bamboe en monkey puzzle trees (ik geloof dat wij die slangenbomen noemen). Beetje onwerkelijke, vreemde combinatie van bomen, waar hagedissen zich thuis voelen.

Onze volgende stop was Los Angeles (in Chili) waar we op een drukke zondagmiddag tussen de locals nog een waterval, Salto del Laja, konden bezoeken. Een voorproefje van de drukte die nog zou gaan komen.
In Rancagua sliepen we in een oud koloniaal aandoend landhuis, met antieke meubels. Nog meer voorbereiding op de ‘geciviliseerde’ wereld. Inmiddels waren we omringt door wijnvelden waarvan we de vruchten in vloeibare vorm tijdens de vakantie hadden genoten.
Ze rijden hier als idioten, dus naast de weg ook veel kleine kapelletjes, opgedragen aan mensen die in het verkeer zijn overleden. Het zijn er heel veel…. In datzelfde verkeer op weg naar het vliegveld, waar we ook weer met 20 schietgebedje zijn gekomen. Ik begrijp wel waarom ze hier zo gelovig zijn. We vlogen met KLM, dus dat ging uiteraard niet soepel, maar na twee uur vertraging door sneeuw in Amsterdam (!) (terwijl het 30 graden was in Santiago), konden we vertrekken. Een laatste blik over de prachtige Andes, en het avontuur was voorbij.
Het eindigde niet helemaal zoals we wilden, maar wat een geweldig deel van deze aardbol. Wild, woest en wonderbaarlijk divers.

Dit is ons derde en laatste verslag over ons avontuur in Pategonië (in 2018). Lees optioneel het eerste of tweede verslag.

Patagonia – Ice on the rocks

Dit is ons tweede verslag over ons avontuur in Pategonië (in 2018). Lees ook het eerste of derde en laatste verslag.

Internet is hier zeldzaam. Inmiddels is onze camper kapot en zitten we in een afgelegen hotel in de buurt van Pucón, met de vulkaan Villarica om de hoek. Een verhaal voor later. We genieten van de rust, de ‘echte’ koffie, een bad en iemand die ons eten klaar maakt, maar we missen de vrijheid.

We waren gebleven in Argentinië, in Parque Nacional Los Glaciares, zoals de naam doet vermoeden een park vol gletsjers en ijsvelden. Onze eerste stop was Perito Moreno, een enorme gletsjer die je van dichtbij kon bekijken. Er zijn meer mensen die dat leuk vinden, dus het was erg toeristisch. Voor ons was dat even wennen, na de rust van de meer zuidelijke parken. De prachtige kleur blauw en het onheilspellende gekraak van het ijs waren indrukwekkend. Er vielen regelmatig wat stukken van de gletsjer, onder een ge-oo en ge-aa van het publiek.

De tweede gletsjer die op het programma stond was wat moeilijker te bereiken. Met een boot over Lago Argentino, een meer waar heuse ijsbergen in drijven, gingen we naar Estancia Cristina, waar we met een 4×4 via onmogelijke wegen naar de Upsala gletsjer werden gereden. Deze gletsjer, de grootste van het Patagonische ijsveld, is 4 kilometer breed en 60 meter hoog. Hij is helaas in een hoog tempo aan het verdwijnen, (global warming in actie) maar niettemin gigantisch. Vanaf daar ging een wandeling van 5 uur met een gids door een kloof met fossielen. Het buitenaardse landschap was prachtig. Veertien kilometer over dit terrein was pittig, maar zeer de moeite waard. Misschien kwam het door de fossielen, maar het voelde allemaal erg prehistorisch. De wijn en bier op het einde waren zeer verdiend.

Gletsjer nummer drie, genaamd Huemul, lag in de achtertuin van ons kampeerplekje bij Lago del Desierto. Het is hier soms wat koud, maar de zon schijnt regelmatig en het regent al weken nauwelijks. Wel waait het hier volgens mij altijd. Niet fijn als je kampeert, maar de condors schijnen het wel fijn te vinden. Bij El Chaltén, een klein dorpje aan de voet van Mount Fitz Roy, was een soort condor-highway. We zagen een aantal van deze enorme vogels op de thermiek zweven en cirkelen. Met de bergen op de achtergrond een fantastisch beeld.

Na al dat ijs was het tijd om weer de pampa op te rijden. Lege vlakten, of nee, niet leeg, gevuld met kleine struikjes, heel veel guanaco’s, nandu’s, soms wat wilde paarden en een enkel vosje. Daarboven de zwevende condors en de wolken die in de meest fantastische vormen boven de leegte hangen. En dan ineens rij je een enorme kloof in met een prachtige rivier en knalgroene bomen. De Cueva de los manos zijn grotten met 10 tot 13 duizend jaar oude handafdrukken en rotstekeningen. Om in contact te komen met hun voorouders maakten de mensen die toen in de kloof woonden airbrush-afdrukken van hun hand. Heel bijzonder. Een camping was er niet, dus we parkeerden onze camper boven op een berg, met fantastisch uitzicht aan alle kanten. Een mooie zonsondergang maakte het plaatje compleet. The Marlboro-man kon elk moment met zijn paard om de hoek komen.

En toen was het tijd voor de Carretera Austral, de zuidelijke ‘snelweg’. Dit is een stoffige, grotendeels onverharde weg die 1240 kilometer door afgelegen en de meest prachtige natuurgebieden van Chili gaat. Naast de weg meteen ruig landschap, overal loslopende honden in de bewoonde gebieden, en heel veel stof.
We moesten eerst naar het zuiden rijden, en met een pontje waar maar 10 auto’s op kunnen, naar Villa O’Higgins (Chilenen spreken dit heel anders uit) vanwaar we terug naar het noorden reden. Op de meeste plekken is het redelijke ripio (grindwegen), maar we zijn elke dag zo blij dat we een off-road 4×4-camper hebben gehuurd. Af en toe kleine dorpjes met een echt ‘end of the road’-gevoel, waar we wat eten konden kopen. Anke’s creatieve kookkunsten werden volledig benut. We aten wat er toevallig in de ‘minimercado’ aanwezig was. Verder vooral Natuur: bergen, rivieren en de meest fantastische bomen. In Tomango Nacional Reserve tijdens een late wandeling zagen we weer een Huemul (Andes-hert)! Zo zeldzaam, en wij hadden nu al twee keer prijs! Ze stond rustig aan allerlei groens te knabbelen. We stonden heel stil te fotograferen. Zo stil dat ze naar ons toe liep, en twee meter bij ons vandaan langs ons heen liep. Prachtig dier. We hadden haar kunnen aaien als we niet met camera’s in onze hand stonden. Sta je daar met je telelens….

Lago General is een onmogelijk blauw meer. Het is omringt door eindeloze velden van heerlijk ruikende gele en paarse lupine, en marmeren bergen die kleine grotten bevatten genaamd Capillas de Mármol. Met een bootje konden we het meer op om deze sculpturen van de natuur te bekijken. Met een vloeiend Spaans sprekende gids. Anke’s Spaans is niet toereikend voor geologische terminologie, maar gelukkig hebben we nog de Lonely Planet.
Overal bloemen! Ze hebben hier in elke berm een enorme overvloed aan bloemen. We hebben nog nooit zo veel bloemen gezien als op deze reis. Elke streek heeft zijn eigen bloemen: Knalgele brem, kilometers lang, lupine, wilde rozen, vingerhoedskruid, een ongelooflijk kleurenpalet.

Cerro Castillo is een prachtig park met enorme rotsen. Het wordt langzaam steeds tropischer. In temperatuur (28 graden) en in de flora: grote varens, gematigd regenwoud, kolibries. We kamperen hier regelmatig ‘wild’. Campings zijn hier nog steeds spartaans. De aardige en bijna tandeloze eigenaar van een camping vroeg of wij een vuurtje hadden om het hout aan te steken voor onze douche-boiler… In vergelijking is Afrika een super georganiseerd continent. Het is lastig dat zelfs de kleinste dingen een projectnummer moeten krijgen. Waaronder internet… wat zeldzaam is… en waardoor het zo lang geduurd heeft voor we dit konden posten.
Maar met zo veel moois om je heen is het moeilijk om daar lang bij stil te staan.

Onze reis zit er bijna op. Het laatste stuk van onze reis volgt in deel 3…. Met daarin toch nog wat regen, een kapotte camper, en prachtige vulkanen…

Dit is ons tweede verslag over ons avontuur in Pategonië (in 2018). Lees ook het eerste of derde en laatste verslag.

Patagonia – Fin Del Mundo

Dit is ons eerste verslag over ons avontuur in Pategonië (in 2018). Lees ook het tweede of derde en laatste verslag.

Vannacht hadden we een gletsjer in onze achtertuin. We stonden met onze camper bij Lago Desierto in Parque Nacional Los Glaciares. We zijn al twee weken onderweg en hebben al ongelooflijk veel mooie landschappen en dieren gezien. Tijd voor het eerste reisverslag van onze reis door Patagonië.

Onze reis begon via Parijs en Santiago in Punta Arenas, Chili. Daar hebben we onze pop-up camper opgehaald en begon onze route eerst nog verder zuidwaarts, naar  Tierra del Fuego, Vuurland. Eerst met de boot naar Porvenir, waar geen camping bleek te zijn. Onze eerste nacht in de camper was bitter koud, dus de whisky die Anke met vooruitziende blik had gekocht kwam goed van pas. De nachten zijn nog steeds erg koud, maar overdag is het weer eigenlijk wel goed. Behalve dan die altijd aanwezige snijdende wind. Het waait hier bijna altijd erg hard.

Het is hier zo koud dat zelfs een kleine kolonie koningspinguïns zich hier thuis voelt. Fantastische dieren! Er waren ook jongen – bruine fluffie bollen – en twee pinguïns waren ook bezig om nieuwe baby-pinguïns te maken. 

Vuurland staat vol kleine bomen die door de wind in allerlei rare vormen zijn gesnoeid. Ook staan er veel dode bomen, omdat er veel bevers zitten die ooit zijn geïntroduceerd. Niet zo slim, want ze zijn een plaag geworden en het landschap is er erg door veranderd. In het Tierra del Fuego National Park hebben we naast bevers ook Caracara, Nandu, Guanaco, zuidelijke ibissen, grote spechten, wilde paarden en vossen en gezien. Het voelt als het einde van de wereld, en dat is het misschien ook wel. Next stop is namelijk Antarctica. Helaas niet voor ons. Voor ons ging het vanaf Ushuaia (meest zuidelijke stad) nu weer noordwaarts.

De meeste nachten kamperen we wild, dus zonder faciliteiten. Eerlijk gezegd zijn de keren dat we op een camping stonden de faciliteiten zo slecht, dat we liever niet op campings staan. Het is moeilijk om dingen te vinden. Supermarkt, wandelroutes… ze doen hier niet zo aan bewegwijzering. Anke’s paar Spaanse lessen zijn al zeer goed van pas gekomen (gracias Myriam!), want behalve bij de toeristische plekken spreekt niemand hier iets anders. De wegen zijn vooral onverhard, er is nauwelijks bereik, dus we hebben zelden telefoon en internet en benzinestations zijn ver uit elkaar. Onze camper slurpt enorm, dus we kunnen ongeveer 400 km rijden. Tomtom stuurt ons regelmatig de verkeerde kant op, dus we kwamen bij Punta Delgada in de problemen. Onze jerrycan met reserve-benzine heeft geen schenktuit, dus terwijl we de benzine in het pikkedonker met de altijd aanwezige wind in onze tank probeerden te krijgen ging er veel over Koen’s schoenen en broek. Uiteindelijk het tankstation bereikt, maar die was dicht. Dus: overnachten op de Pampa in the middle of nowhere….

En the middle of nowhere op de pampa, daar is ook echt niets. Heuvels, zand, wind, kleine graspollen, en af en toe een estancia (landgoed) waar wat stoere koeien of schapen staan. En guanaco’s, ongelooflijk sierlijke dieren die keihard kunnen rennen (en dat ook vaak vlak voor je auto) en bijzonder lenig over hekken springen.

National Park Pali Aike was de volgende stop en is een oud vulkanisch gebied met lavabedden, oude kraters en flamingo’s. Een vreemd leeg landschap met hier een daar een guanaco en nandu. Veel graslanden en dan ineens een enorme krater en lavaformaties. Mysterieus landschap en… veel wind.

En dan ben je ineens in de Torres del Paine. Gigantische bergen, stijle rotsen, fantastische wandelingen, gletsjers, felblauwe geltsjermeren en geweldig wildlife.

Een wandeling naar Lago Grey gaf ons een gratis huid-peeling, maar leverde ook een mooi uitzicht op de gletsjer met dezelfde naam. Iedereen liep de kortste route terug, maar wij besloten om een eilandje heen te lopen, en daar troffen we de bedreigde Andes-hertensoort, de Huemul. Die zijn ontzettend zeldzaam en de kans om die te zien is erg klein, maar daar stond ze, twee meter bij ons vandaan, rustig te snoepen van de felrode bloemen die je hier overal ziet. We waren erg rustig, dus we konden wel een half uur van haar gezelschap genieten en uitgebreid foto’s maken. Wat een mazzel!

We wilden ook graag een gordeldier zien, en een dag later hadden we weer geluk. Deze kleine tank kwam voorbij gerend, dus we moesten snel zijn voor een foto. De volgende dag besloten we een route te hiken door poema-gebied. Kans om die te zien: nihil. De guanaco-skeletten (al dan niet in andere staat van ontbinding) die overal verspreid lagen gaven de indicatie dat we op de juiste plek waren voor poema’s. Op de terugweg zagen we drie mensen met camera’s staan. De ene bleek een tracker, en op enige afstand zagen we een struik met twee, en later vier oren… Poema’s! Na een half uur stil wachten kwamen ze tevoorschijn, waardoor we ze goed konden zien en fotograferen. Nog een half uur later kwamen ze op 20 meter afstand langs. Zo mooi om het typische kattengedrag te zien; rampetampen op een graspol, kopjes geven, buiksluipen…. gewoon een grote Faro en Poesjka… Wat een ongelooflijk geluk! Dos pumas!

Inmiddels zijn we in El Chaltén, maar daarover een volgende keer. Nu eerst wat fotootjes.

Dit is ons eerste verslag over ons avontuur in Pategonië (in 2018). Lees ook het tweede of derde en laatste verslag.

Paddlin’ Coast

Dit is ons derde en laatste verslag over ons avontuur in Canada (in 2017). Lees optioneel het eerste of tweede verslag.

The Paddlers’ Inn

We zijn inmiddels weer thuis en het is tijd voor het derde en laatste deel van ons reisverslag. We waren gebleven bij een houten huisje op een drijvend vlonder in een baai van Gilford eiland, ongeveer twee uur varen van ‘beschaving’. Er was geen elektriciteit, maar wel gaslampen en een keurige badkamer en keukentje. Onze directe buren waren, naast de eigenaar, zeehonden, meeuwen en raven.
Op een eiland, waar je alleen bij hoogtij naartoe kon wandelen, had je een eersteklas uitzicht op de zonsondergang. Ook een prima plek om met je drone te vliegen, trouwens.

We verblijven in ‘The Paddlers’ Inn’, een plek waar je, zoals de naam al doet vermoeden, prima kunt varen en kajakken. Het is de enige manier om je hier te verplaatsen, tenzij je een watervliegtuig hebt. We hebben dus aan zee-kajakken gedaan en dat ging boven verwachting goed, alhoewel onze spieren daar anders over dachten. Het was ook erg leuk om te doen en het fijne weer hielp ook. We konden tussen de eilanden door peddelen, en vooral bij laag tij kon je langs de rotsen in het water ontzettend veel leven zien. Zee-egels, zee-slakken, krabben, vissen, mossels, anemonen, schelpen… Het leek alsof je door een aquarium voer.

We hebben ook op Gilford eiland gewandeld. Een bos als een filmset, waar beren en poema’s leven, en waarschijnlijk ook trollen. We mochten beren-spray lenen, maar we hebben ze niet gezien, want ze zijn erg schuw. Het bos is nog redelijk ongeschonden gelaten door blanken. Het eiland is moeilijk bereikbaar, en dat maakt het lastiger om de bomen massaal te verwijderen, zoals hier verder op veel plekken gebeurd. Ook de zalmkwekers zijn hier een probleem. De gekweekte zalmen zitten met hun uitwerpselen en infecties in precies hetzelfde water als de wilde zalm. De First Nations, de oorspronkelijke bewoners, zijn aan het protesteren tegen deze kwekerijen. Go First Nations!

Met één van deze first nations hebben we een toer gedaan door hun land. Eerst voeren we langs wat eilanden op zoek naar o.a. grizzlyberen aan de kust. We vonden een jong mannetje dat zich heerlijk tegoed deed aan het eerder beschreven zeebanket. Ook de zeearenden lieten zich zien. Daarna gingen we bij een rivier op zoek naar vissende grizzlyberen. Het is de tijd van de grote zalmtrek, dus de meeste beren zitten bij de rivieren. Vanuit onze uitkijkplaats hebben we gewacht, maar er kwam geen beer. Het is natuur en geen dierentuin…

Enigszins teleurgesteld gingen we naar een hut bij de rivier voor onze lunch, toen er toch nog twee grizzlyberen aankwamen. We slopen dichterbij zodat we ze wat beter konden zien. We konden rustig toekijken hoe een dikke grizzly een zalm tussen de rotsen wist uit te vissen.

De tweede helft van de dag gingen we op zoek naar zeedieren. Helaas hebben we geen orka’s gezien, maar wel veel zeeleeuwen, zeehonden en dall’s porpoise (soort dolfijn). Onze tocht eindigde met een glinsterend zilvergekeurde zee, waar we omringd waren door een tiental humpback-walvissen. Overal om je heen hoorde je het geluid van water wat uit de blaasgaten werd gespoten, met bijpassende waterfontein. Magisch!

Quadra eiland

Het tweede eiland waar we verbleven was Quadra eiland. Totaal anders, want erg ‘beschaafd’. We moesten wat meer moeite doen, maar vonden uiteindelijk weer een sprookjesbos. De lichte regen maakte het alleen maar mooier. De bomen, varens en mos glinsterden, bij de kabbelende beekjes met rotsen zagen we kikkers, slakken en salamanders. De kust is prachtig, met een stenenstrand en aangespoelde witte bomen. Na het strandjutten was het heerlijk toeven in de grote badkuip buiten, die een ongelooflijk mooi uitzicht bood op een baai met een smalle landtong waarop dennenbomen zeer decoratief stonden te zijn. Op de achtergrond een decor van hoge bergen.

Op Quadra hebben we ook een bezoek gebracht aan de Skookumchuck Narrows, waar door het getijde regelmatig een grote hoeveelheid water door een nauwe doorgang tussen twee eilanden wordt gestuwd. Dit levert kolkende golven op waarop de lokale zeeleeuwen graag spelen. Bijzonder: surfende zeeleeuwen.

Secret Cove

En toen was het al weer tijd voor onze laatste locatie, namelijk Secret Cove, bij Halfmoon Bay op de Sunshine Coast. (Wat een namen!) Officieel het vaste land, maar we moesten wel met 3 ponden varen om er te komen, dus er is wel een beetje een ‘eiland-sfeer’. Bij ons houten huis met hot tub lagen ook twee kajaks, dus we konden nog wat peddelen door de Secret Cove. Die is niet meer zo geheim, want er wonen ook andere mensen. Het kanoën is niet hetzelfde als in het noorden, maar nog steeds een leuk tijdverdrijf. Daarna met een heerlijke salade, zak met knoflook-honing worstjes en flesje wijn nog naar de Smugglers’ cove gewandeld, waar we konden dineren met zonsondergang en drone.

Als toetje zagen we net na zonsondergang nog bevers op de terugweg. Niet te lang gebleven, want het is toch spannend om door een donker bos te lopen als je weet dat daar beren en poema’s leven.

We sloten onze vakantie af zoals we hem waren begonnen: met een alpiene wandeling. Dit maal in Tetrahedron Provincial park. De drukte bij de Sunshine Coast is prima te ontwijken als je een beetje het land in gaat. We maakten weer dankbaar gebruik van onze 4×4 om via een ruige weg naar het beginpunt te gaan van een wandeling naar Bachelor Lake. De bladeren waren aan het verkleuren, dus we liepen door een rood-geel gekleurde ‘saladebar’ van bessenstruiken. (De beren en vogels gaan hier graag dineren.) Het meer was weer spectaculair, magisch en zeer fotogeniek. En die hot tub was zeer welkom na de tocht.

Overal waar we waren hadden we goed weer. Op de dag dat we naar een andere plek gingen werd het weer altijd slechter. Ook nu begon het op de dag van vertrek ineens flink te regenen. Nog een laatste korte wandeling door een stukje druipend regenwoud, en daarna 3 uur wachten in de auto op de pont naar Vancouver… Na een autorit, pont, autorit, vliegtuig, bus, hardloopwedstrijd, trein, vliegtuig en autorit waren we weer terug. Met een jetlag, een hoofd vol herinneringen en harddisk vol met foto’s.