Rockin’ Rockies

Dit is ons tweede verslag over ons avontuur in Canada. Lees ook verslag een en drie.

Ik schrijf dit in een houten huisje op een drijvend vlonder in een baai van Gilford Island. Dit ligt in de Broughton archipel ter hoogte van het noorden van Vancouver Island. We hebben eigenlijk geen internet en niet eens elektriciteit (we mogen het weer en onze mail checken bij de eigenaar en daar onze elektronische apparatuur opladen), dus dit verslag heeft even op zich laten wachten: onze tocht door de Rocky Mountains.

In Waterton heeft de bosbrand inmiddels ook gebouwen verbrand en is het vuur de prairie op. In het Nationale Park hadden we gehoopt veel wildlife te kunnen zien, maar momenteel is dat definitief van de baan. Wij zijn dus in plaats daarvan naar het noorden gegaan, naar Revelstoke, waar we een prachtige wandeling naar Eva Lake hebben gemaakt. De volgende dag reden we via Yoho National Park, de Icefields Parkway op richting Jasper. Dit mooiste stukje asfalt van Canada met enorme bergen, gletsjers en rivieren kostte ook nu weer veel pixels. Vlak voor Jasper staken twee dames-elanden de weg over om ons welkom te heten. Iets ten Noorden van Jasper hebben we een blokhut met uitzicht op de onwerkelijk blauwe rivier en wapiti-herten in de ‘voortuin’.

Jasper anno nu is druk. Helaas niet meer het idyllische kleine dorpje wat het ooit was. Meer mensen en minder dieren. Tja, ik neem aan dat die twee dingen verband houden. We besloten om een wandeling te maken naar Geraldine lakes. Die wandeling stond niet op de kaart, dus we hoopten dat het daar rustiger zou zijn. Prachtige woeste natuur is nog steeds te vinden rondom Jasper. Je moet er alleen iets meer moeite voor doen. De wandeling was erg zwaar omdat die grotendeels over steenlawines voerde, waardoor je eigenlijk altijd aan het klauteren en klimmen was en soms zelfs op handen en voeten vooruit moest. De pika’s en marmotten vonden ons maar vreemde knaagdieren. Langs wat kleinere watervallen omhoog naar een prachtige grote waterval en een meer. Bijna alleen op de wereld.

De volgende dag toch even gedag gezegd tegen de ons bekende plekken. Het was even wennen hoe alles veranderd is. De hellingen die eerst groen waren zijn nu groen met rood. Er staan veel dode bomen tussen. Aangevreten door een keversoort die indirect ook mede verantwoordelijk is voor de bosbranden. Dode bomen fikken beter. We schrokken ook van de aanblik van Medicine Lake. Daar is blijkbaar enkele jaren geleden een bosbrand geweest, en de helling staan nu bezaaid met afgebrande stompen in plaats van dennenbossen. Jasper lake was ook wat drukker, maar gelukkig stonden er nog steeds moeflons langs de weg te grazen.
Op weg naar Maligne lake kwamen we nog een grote eland-stier tegen die tussen de bomen stond. Wat zijn het toch magnifieke dieren. Bij Maligne lake nog enkele wandelingen gemaakt, variërend in lengte en hoogte. Het begon al wat donkerder te worden, en toen schoot er vlak voor ons ineens een mama-eland met kalf het pad op. We konden ze ruim een kwartier bekijken terwijl ze rustig aan het grasmaaien en snoeien waren. Als toetje nog wat herten bij de parkeerplaats. Je kunt uren door het bos lopen op zoek naar dieren, maar de beste plek blijft toch altijd binnen 200 meter van de parkeerplaats 😉

Van de Rockies naar de kust. De weg van Jasper naar Vancouver was lang. Je kunt merken dat de winter niet ver meer is: er lag een keurig vers laagje poedersneeuw op de bergtoppen. Tussen de bergen hingen decoratieve slierten mist. Weer eens wat anders dan rook. Met het weer hebben we trouwens geluk. Het gaat elke keer regenen op de plek die we verlaten. Via Mount Robson met de Yellowhead Highway richting Kamloops. Na een dag rijden waren we in Vancouver, waar we de volgende ochtend met de pont de Georgia Strait overstaken. In Telegraph Cove werden we met de boot opgehaald voor ons avontuur in de wateren rondom Vancouver Island, maar die zijn nog in volle gang, dus daarover later meer.

Dit is ons tweede verslag over ons avontuur in Danada. Lees ook verslag een en drie.

Smokin’ Canada

Alweer een week in Canada en tijd voor ons eerste verslag. Lees ook verslag twee en drie.

Momenteel zijn we in Revelstoke en vandaag hebben we onze eerste Grizzly van deze trip gezien. En ook de eerste natte sneeuw 🙂

Maar we begonnen een week geleden in Vancouver. Het was 30 graden en mooi weer, maar we zagen niets tijdens de landing, want een groot gedeelte van British Columbia is gehuld in rook. De ergste bosbranden ‘on record’. Er hing een rare sfeer, een beetje als bij een zonsverduistering. De zon was soms te zien door de rook, en was dan rood. Voordeel was wel dat je daardoor erg mooie zonsondergangen had.

De eerste etappe ging via Chilliwack naar Slocan, waar net buiten Manning park een grote truck een steen tegen onze voorruit waaide, en daar een flinke ster maakte. Dat begint goed. Er is nog prima mee te rijden, maar de ster zit precies voor Anke’s ogen. Irritant.

De eerste week zouden we doorbrengen in de west-Kootenays. Een gebied dat niet op de doorgaande route ligt. Ook de wandelingen in de natuurparken zijn moeilijk te bereiken. Dat is tevens ook de charme van het gebied. Er is geen massa-toerisme. Je hebt soms de hele wandeling voor jezelf. De prijs is een ruwe bergweg, die zelfs met onze dikke 4×4 erg spannend is. 

Tijdens onze eerste tocht naar Gimli Peak in Valhalla Provincial Park moest Anke regelmatig uitstappen om Koen door kuilen en steenhopen te gidsen. Boven op de berg aangekomen moesten de auto’s die ’s nacht zouden blijven staan, met kippengaas afgezet worden. Anders zouden de stekelvarkens de autobanden en remkabels opeten…

De tocht zelf was erg zwaar. Een hoogteverschil van 800 meter is voor onze Nederlandse benen een uitdaging. Ondanks de rook toch een prachtig uitzicht, en Koen had zijn drone meegenomen. De marmotten vonden het maar een rare vogel.

Daarna gingen we door naar ‘The gatehouse-on-the-point’ op Woodbury point, nabij Kaslo, waar we de rest van de week zijn gebleven. We werden erg vriendelijk ontvangen door de super lieve eigenaars. Het prachtige houten huis heeft uitzicht op Kootenay lake en een houten terras waar je direct aan het water zit. Perfect met een maple-whisky. 

De volgende dag kregen we het vervelende nieuws dat de bosbranden Waterton National Park hadden bereikt. Daar zouden we over drie dagen naar toe gaan… Het hele gebied moest geëvacueerd worden en onze boekingen waren geannuleerd… Gelukkig waren we er nog niet. We besloten iets langer in Kaslo te blijven en de bosbranden te ontwijken door naar Revelstoke National Park te gaan. 

Na een dag regen was de lucht enigszins opgeklaard, waardoor we voor het eerst sinds dagen weer blauwe lucht zagen! Een bezoek aan Idaho Peak gaf prachtige uitzichten. In het noorden is het nog steeds heiig van de rook, maar in het zuiden kon je gigantisch ver kijken. Helaas vinden Anke’s zwakke enkels die bergtochten niet zo fijn en is ze er al twee keer doorheen gezakt. Au. Op terugweg een bezoek gebracht aan Sandon, een voormalig zilvermijnstadje en nu een ghost-town. Er staat de oudste werkende electriciteitscentrale van Noord-Amerika en er wordt nog steeds zilver gevonden. Het lijkt wel een scene uit oude film over het wilde westen.

We wisselen een wandeling hoog in de bergen af met een wandeling door oude ceder- en redwood-bossen, lager op de bergen. In de bossen grote bomen -sommige enorm! – varens, watervallen en overal mos. In de rivier zwemmen knalrode Kokanee zalmen die overigens ook erg lekker zijn.

Op de bergen kleine dennenbomen, oude steenlawines, bergbeekjes, bessenstruiken en onze eerste zwarte beer in Kokanee Provincial Park. Helaas was ie te snel weg voor een foto. Wel hebben we veel foto’s van een varia aan knaagdieren. Onze nieuwe hobby: spot de marmot! Overal hoor je alarmerend gepiep van pica’s, marmotten, chipmunks, eekhoorns en grondeekhoorns. Er was zelfs een pica die naar Anke toe liep en op minder dan een meter afstand zeer geïnteresseerd stond te kijken wat ze aan het doen was met die zwarte doos.

De rust van de Kootenays staat in schril contrast met de drukte in Revelstoke, waar je de hele tijd andere mensen hoort, Nederlands de voertaal blijkt te zijn en je door de berenbellen het idee krijgt dat je in de Alpen tussen de koeien loopt. De Grizzly trok zich niets aan van die bellen. 

Ondanks tegenslag en nare gebeurtenissen gaan we morgen over de Icefiels Parkway richting het prachtige Jasper.

Dit is ons eerste verslag over ons avontuur in Canada. Lees ook verslag twee en drie.

Rondreis Namibië en Botswana [3/3]

Dit is ons derde en laatste verslag over ons avontuur in Afrika. Lees ook verslag een en twee.

Onze Toyota Landcruiser maakte al eerder wat rare geluiden, maar na een check bij een dealer werd ons verzekerd dat het in orde was. Twee weken in onze reis werden we echter aangesproken over het profiel van onze banden. Of beter gezegd het gebrek aan profiel! De voorbanden bleken voor de helft kaal! Gevaarlijk en onverantwoord, zeker in het terrein waar we zouden gaan rijden. Dat was het begin van onze tour door diverse garages. Onze maat banden waren nergens te vinden, dus moesten we de reservebanden erop laten zetten. Het uitlijnen kregen ze niet goed voor elkaar. Er gingen lampjes branden op de dashboard die niemand begreep. Eindeloos wachten in de hitte… This is Africa….

Uiteindelijk vonden we iemand in Katima Mulilo die onze auto kon maken, maar helaas betekende dat dat we niet op tijd bij de grens met Botswana zouden zijn, die om zes uur sluit (!) Helaas misten we dus de campsite in Chobe National Park die we een half jaar geleden hadden geboekt omdat dat de enige in het park was. Dat was balen!  

Ondanks de tegenslag toch nog genoten van ons kortere bezoek aan Chobe de volgende dag. Diverse soorten antilopen, giraffen, zebra’s, wrattenzwijnen, pelikanen, bavianen en zelfs een groep leeuwen met welpen! Er lagen hier en daar wat dramatische karkassen en schedels. De leeuwen hebben hier een duidelijke voorkeur voor buffel. Toch verstandig om in je auto te blijven, om geen meals on wheels te worden 😉 

Chobe staat bekend om zijn olifanten, maar ondanks dat we er veel hebben gezien waren het er minder dan gebruikelijk. Er hangt al een paar dagen een dreigende lucht met af en toe onweer en olifanten houden blijkbaar niet van regen.

De wegen in Botswana zijn in de parken veel slechter dan in Namibië. Erg fijn dus dat onze auto is uitgelijnd, maar geen fijn idee dat we nu geen reservebanden meer hadden.

Onze campsite was bij Senyati, waar ze een eigen waterbron hebben waar vooral in de middag en avond veel olifanten komen drinken. Vanaf een houten terras heb je de hele avond voorstelling. Helemaal fantastisch was de bunker. Een ruimte onder de grond waardoor je op grondhoogte heel dichtbij de olifanten kon komen. Je kon ze bijna aanraken. Wat een intense belevenis. Ook een complete kudde buffels kwam een drankje halen. In de avond bleef er een kleine olifant alleen achter. Vermoedelijk zonder moeder, want hij vertrok niet met de kudde. Iedereen was al gaan slapen en de kuddes waren vertrokken. Hij graasde rustig op twee meter afstand langs ons. Heel bijzondere ervaring.

Volgende stop was Nxai Pan, onderdeel van het Makgadikgadi Pans National park. Een enorme zoutpan, midden in Botswana, waar leeuwen, mongoose, de kori-bustard (de grootste vliegende vogel, de koritrap) en zelfs de bat-eared fox (grootoorvos) te zien was. Deze laatste ontmoeting was erg bijzonder, want ze zijn niet vaak te zien. Ook bijzonder waren de Baobab’s. Deze enorme dikke bomen slaan water op in hun bast, waardoor ze de enorme droogte kunnen doorstaan. Het zag er buitenaards uit, die rare bomen op een enorme vlakte van witte zoute aarde.

En toen was het tijd voor de Okavango: Moremi National Park. Alhoewel het de grootste concentratie van wildlife in het zuiden van Afrika heeft viel het wat dat betreft een beetje tegen. We waren inmiddels erg verwend en omdat Moremi zo groot is zijn er hele droge stukken waar je nauwelijks wildlife ziet. Er waren wel erg paradijselijke stukken; de Paradise pools bijvoorbeeld. Daar reed je ineens een groene wereld binnen. Water, groen gras, bomen, waterbokken die staan te drinken, aapjes die spelen op de grond en in de bomen, overal vreemde vogels en grazende impala’s. Ook de leeuwen vinden het idyllisch. Er lag een mannetjes-leeuw pal naast de weg bovenop een impala die hij zojuist gedood had. Een leeuwin had de grootste moeite met het verslepen van een grote impala. 

De wegen zijn ongelooflijk slecht. Zelfs met onze grote 4×4 kostte het ons vele schietgebedjes om door dit gebied te navigeren. Kuilen in de weg, bomen op de weg, soms zelfs door een rivier. Zandwegen waarop je in ieder geval niet moet stoppen, omdat je anders nooit meer weg komt. Als een soort half bestuurbare boot ploeg je door een rivier van zand.

Maar wat een overweldigende wilde natuur! Op ons kamp bij Third Bridge stond een enorme boom met peulen ter grootte van een mannen-bovenarm. Dat zag er buitenaards uit. Je moest oppassen dat de hyena’s en de bavianen niet je eten pikte, maar wij hadden vooral hornbill’s op onze campsite. Geweldige vogels met een grote snavel die zeer nieuwsgierig zijn. Het begon donker te worden, dus snel een soepie en een kampvuurtje gemaakt. Met onze rug naar de auto en het kampvuur voor ons, nog even nagenietend met een wijntje, klonk achter ons wat gekraak. Even later liep er op een paar meter afstand van ons een olifant kalmpjes door onze campsite… Wow.

De volgende ochtend reden we over een zandweg waar enorme pootafdrukken van een katachtige te zien waren. Er bleken twee mannetjes-leeuwen gesignaleerd te zijn in de omgeving. Als je dan moet plassen onderweg ga je toch maar dicht bij de auto zitten met je blik naar achteren ipv naar voren! 

Na een nacht in Maun, (douche, zacht bed, restaurant!) waar ook de woningen omheind waren met hoge muren en  nato-draad (!) namen we de trans-kalahari highway die ons terug naar Namibië bracht. De weg was lang en droog. Dat valt te verwachten van een woestijngebied. Helaas lag er ook veel troep langs de weg en een grote hoeveelheid dode koeien in diverse staat van ontbinding. Kleine zandtornado’s en zelfs een ‘bos’brand gaven toch een avontuurlijk tintje aan de rit.

Onze reis eindigde in de buurt van Gobabis, waar de Harnas Wildlife foundation wilde dieren opvangt. We kregen een privé-tour gedurende de ochtend waarbij de dieren gevoerd werden. Hierbij zagen we ook een paar ezels, die weliswaar vakkundig in stukken gehakt waren om als voer te dienen voor de leeuwen, luipaarden, cheetahs, wilde honden en zelfs een caracal. Onsmakelijk maar erg fascinerend.

Ze hebben ook een school voor de plaatselijke San-kinderen. Het voelde heel dubbel toen we daar rondgeleid werden en we als een soort Angelina en Brat begroet werden.

Nog wat struisvogels gevoerd en toen was het tijd voor onze laatste etappe terug naar Windhoek.

De ongelooflijk mooie landschappen, de vriendelijke mensen en de enorme hoeveelheid wildlife die we hebben mogen zien… wat een avontuur.

Dit was ons derde en laatste verslag over ons avontuur in Afrika. Lees ook verslag een en twee.

Rondreis Namibië en Botswana [2/3]

Deel twee van ons reisverslag. Lees ook deel een en deel drie.

We zijn inmiddels terug van ons avontuur, maar de internetverbindingen waren grotendeels afwezig, waardoor we niets meer konden posten. Jullie hebben nog wat verhaal te goed.

Na een overnachting in een luxe lodge net buiten Etosha was het tijd voor de Caprivi-strip. Dat is een smal stuk land boven Botswana dat nog bij Namibië hoort. Het heeft veel geleden van de oorlog in Angola  en inderdaad lijkt het of je ineens een derde wereld land binnen rijdt. Veel kleine dorpjes met bouwsels van hout en modder. Overal koeien, ezels en geiten en veel kinderen en vrouwen die water op hun hoofd droegen. Daar dwars doorheen lag een keurige geasfalteerde weg. Het voelde heel raar om daar overheen te rijden met je dikke auto. We werden toegezwaaid door kinderen met een koptelefoon op. Die hebben dan een telefoon, maar geen fatsoenlijke kleren of woning. Lang leve de westerse invloeden…

Het was al warm, maar inmiddels steeg de temperatuur elke dag naar meer dan 40 graden. We reden malaria-gebied binnen dus begonnen we met onze pillenkuur. De bijwerkingen vielen gelukkig mee. We overnachtten aan de Okavango-rivier, dus we waren grootverbruikers van Deet. Met al dat water zie je ineens allemaal groen en tropische bloemen en planten. In de rivier krokodillen en nijlpaarden. In de bomen aapjes en vreemde vogels. Totaal anders dan de droge woestijn en kale bomen van het gebied waar we vandaan kwamen.

De volgende stop was de Mashi Conservacy, een prachtig natuurgebied aan de Kwando rivier, waar we onze tent konden opzetten naast hutjes van hout en leem, waar dan ons toilet en zelfs een soort ‘keukentje’ in gebouwd waren. In de rivier naast de campsite lagen de nijlpaarden in het water. ’s nachts dus uitkijken als je naar de wc gaat, want dan komen ze aan land, vlak naast je campsite. Je wilt niet tegen een nijlpaard aanlopen! Nijlpaarden zijn gevaarlijker dan leeuwen. Die vonden we niet in ons kamp, maar helaas wel de onschuldige, maar zeer enge ‘wind-scorpion/sun-spider/solifugae’. Een soort mutant van een spin en schorpioen….Brrrr.

Bij de eigenaar, een Engelsman die daar is gaan wonen, boekten we een boottour om de dieren te bekijken vanaf de rivier. Wat een fantastische tocht was dat! Overal olifanten die kwamen drinken en een bad nemen, krokodillen, nijlpaarden, varanen(!), kuddes buffels en impala, sitatunga en diverse andere antilopen, visarenden, goliath-reigers die anderhalve meter hoog zijn… Wat een paradijs! De zon ging onder en we voelden ons alsof we in een National Geographic documentaire terecht waren gekomen. Sir David kon elk moment zijn commentaar leveren op het prachtige schouwspel!

De volgende ochtend maakten we nog een wandeling met de camping-eigenaar, door de omgeving. We leerden veel over sporen, bomen, de cultuur en poep! Het ligt overal vol met olifantenpoep (houdt muggen weg als je het verbrand, maar dat hebben we niet uitgeprobeerd 😉 en dat zijn keutels ter grote van een kleine voetbal. De laatste ochtend maakten we nog een boottocht over de Kwando, waarbij we door een jonge man werden begeleid die daar is geboren en opgegroeid. Het voegt echt iets toe door de verhalen aan te horen van iemand die daar ook daadwerkelijk thuis is.

De Kwando wordt later de Zambezi, die bij Livingstone met veel geraas veranderd in de Victoria Watervallen. Zo dicht bij één van de zeven wereldwonderen besloten we een uitstapje naar Zimbabwe te maken. Het duurt eindeloos voor alle papierwerk is geregeld en je de juiste stempels en visa hebt, en bovendien is het duur en toeristisch, maar het was een prachtige omgeving. Het was het droge seizoen, waardoor de helft van de watervallen droog stonden, maar niettemin een bijzondere plek. Groene bomen, lianen, aapjes, wrattenzwijnen, vogels en een regelmatige douche die bijzonder welkom was bij 45 graden. Indrukwekkend!

Daarna was het tijd voor het avontuur ‘Botswana’. Daarover later meer. Nu eerst wat fotootjes… 

Dit was deel twee van ons reisverslag. Lees ook deel een en deel drie.

Rondreis Namibië en Botswana [1/3]

Ons eerste verslag van onze reis door Namibië en Botswana. Lees ook het tweede en het derde verslag.

We zitten nu in een lodge net buiten Etosha National Park, en we hebben nu een internetverbinding. Hierna verdwijnen we weer een week in de bush, dus het zal even duren voor ons volgende verslag.

Onze reis begon via Windhoek naar de Sossusvlei, een gebied met ongelooflijk mooie zandduinen, midden in de Namib woestijn. Zand en wind! De eerste nacht hadden we een zandstorm, waardoor alles gezandstraald werd. De volgende ochtend lag er een glinsterend laagje over alles. Ons incluis. Rijden door de woestijn is een bijzondere ervaring. Lange leve de airco in de auto!

Na de Sossusvlei via Namib-Naukluft National Park naar Cape Cross aan de kust. We hadden zowaar 3 drupjes Namibische regen, terwijl het hier de afgelopen 6 jaar nauwelijks is gevallen. Aan de kust ligt een kolonie van 100.000 zeehonden. Je kon via een plankier gewoon tussen de zeehonden doorwandelen en de soap bekijken van ‘dit is mijn plekje, ga weg’. Er waren ook jakhalzen die ervandoor gingen met zeehondenbaby’s… mooi, die natuur.

Via de Spitzkoppe, een berg van granieten klodders met mooie rotsformaties door Damaraland richting Palmwag. Daar werden we s’nachts wakker van diep gebrom en gehuil. Ook hoorden we duidelijk geknaag. Je kon via de audio een kompleet verhaal horen. Achteraf bleek dat er dicht in de buurt van onze tent een leeuw een prooi had gevangen. Er was een groep hyena’s die probeerde ook iets van de prooi te eten, maar de leeuwen vonden dat geen goed idee. Vooral het geknaag op de botten klonk door merg en been 😉 Het geluid ging nog lang door en was bijzonder spannend.

Daarna een bezoek aan de Cheetah-guest-farm, die cheetah’s opvangt. Daar konden we niet alleen cheetah’s van dichtbij zien, maar zelfs achter de oren kroelen. Ook cheetah’s kunnen spinnen en snorren 🙂 Toen was het tijd voor het prachtige Etosha National Park. Niets kan je voorbereiden op de enorme hoeveelheid dieren die je hier ziet. Zebra’s, giraffen, leeuwen, struisvogels, gemsbok, springbok, oryx, gnoe’s, olifanten, hyena’s en zelfs zwarte neushoorns! En nog veel meer soorten. Het is erg droog, dus momenteel komen de dieren naar de waterplekken toe. Er was een moment dat we omgeven waren door meer dan duizend dieren. Absurde ervaring. Er is overigens een duidelijke waterplek-volgorde: De leeuw of de olifant is de baas. Als die klaar zijn is de oryx aan de beurt. Laag in de rangorde staan de zebra’s en de springbokken. Die staan dan eindeloos te wachten tot de leeuwen weg zijn. Dit zorgt voor een file van honderden dieren die staan te wachten. Onderwijl wordt er gevochten voor plekjes.

Na en kort verblijf in onze luxe lodge maken we ons weer klaar voor een week in de bush, met meestal weinig voorzieningen. Meestal wel een waterkraan, en soms een toilet en iets wat voor een douche moet doorgaan. Soms elektriciteit, maar zeker geen telefoon of internetverbinding. Kamp opzetten gaat inmiddels redelijk geroutineerd en zittend bij het kampvuur met de enorme Namibische sterrenhemel boven ons voelen we ons bevoorrecht.

Lees ook het tweede en het derde verslag van onze rondreis door Namibië en Botswana.

Silly Sicily

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Vier-gangen-menu: Eolische eilanden
2. Silly Sicily (u bevindt zich hier)
3. Nebrodi en de Etna

Vanuit de Eolische eilanden voelt Sicilië als het vasteland, maar uiteraard is het ook een eiland. Het is zo groot dat je niet het gevoel hebt op een eiland te zitten. Na de rust van de eerste week is het even wennen aan de drukte.

Onze route gaat tegen de klok in en na het ophalen van onze huurauto, begonnen we rechtsonder in Syracuse. Een sfeervolle stad vol zandkleurige huizen in smalle straatjes waar je met klamme handen en ingehouden adem in je dikke Opel Insigna doorheen kunt rijden. Snel parkeren aan de rand en te voet verder.

In Syracuse begon een nieuw thema voor onze vakantie: ‘Chiuso’ dwz: gesloten. In het archeologische park bij Syracuse waren de meeste locaties gesloten. Het hele eiland ligt stil tussen ongeveer 12.30 en 17.00 uur. Musea, tempels en winkels gesloten… Zelfs een natuurpark was gesloten (!) vanwege de wind. Het is hier prachtig, maar het is erg moeilijk om er iets van te zien.

Met wat moeite hebben we toch prachtige dingen gezien:

De joodse wijk van Syracuse, vol smalle straatjes, straatkatten, wasgoed, en oude verschrompelde Italiaanse vrouwen of gesjeesde jongemannen met foute zonnebrillen. Hier was een kathedraal gebouwd op de plek waar vroeger een tempel stond.

Het Griekse amphi-theater waar Aeschylus (oude Griekse toneelschrijver) nog naar uitvoeringen van zijn eigen werk heeft gekeken. Het Teatro Greco is één van de grootste van de antieke wereld.

De grootste dodenstad van Europa: Necropoli de Pantalica, waar in de kalkrotsen 5000 ‘graf-gaten’ zijn uitgehakt en waar je kunt wandelen over, naast, tussen, onder en in de rotsen, tussen de bloemen en langs een idyllisch riviertje met watervalletjes. Dit onder een heerlijke zon met 28 graden.

Prachtige Griekse tempels in Agrigento, waarvan enkele nog keurig overeind staan, alhoewel ze 500 voor christus gebouwd zijn.

Een enorme Arabisch-Normandisch-Romaanse kathedraal in Monreale, vol met een goudkleurig bijbels stripverhaal van mozaïek, die ook voor ongelovigen een goddelijke uitstraling heeft.

Eeuwenoude hulstbomen van 15 meter hoog en hele oude beuken en donseiken in een bos wat goed had gepast in de Efteling of zelfs in The Lord of the Rings. Kronkelige bomen, kalkrotsen en mos. Overal staan kleine antieke fiat panda’s (4×4!) langs de weg: Het natuurpark Madonie is momenteel een grote self-service-supermarkt van paddestoelen, kastanjes, olijven en fruit. Het wordt de Siciliaanse Alpen genoemd en je kunt hier heerlijk door de bergen wandelen.

Sicilië is een eiland vol tegenstrijdigheden. Enerzijds is er prachtige natuur, maar er ligt overal veel afval. De Sicilianen zijn erg gastvrij en we krijgen bij veel van de overnachtingsplek iets lekkers: druiven, wijn, perziken uit de tuin of zelfs versgebakken glutenvrij brood. Als chauffeurs zijn ze echter de meest lompe, a-sociale en suïcidale mensen, waardoor rijden hier bijzonder stressvol is.

Ook hebben ze hier nog nooit gehoord van dierenbescherming en worden straatkatten en -honden erg slecht behandeld. Met name de 3 kittens die we aantroffen bij ons vakantiehuis in de Madonie, (moeder overleden, geen mensen of andere katten in de buurt, alleen honden(!) en een winter voor de deur, een zekere dood tegemoet…) is ons niet in de koude kleren gaan zitten. We hebben ze eten gegeven, en ze kwamen gezellig met z’n drieën op de bank en op Koen’s koffer liggen. Ze waren bang, maar lieten zich na een paar dagen aaien… We hebben een dag besteed met bellen naar instanties, bezoekjes aan politiebureau’s, mailtjes sturen, bezoeken aan dierenartsen die allemaal gesloten waren, waarna we moesten concluderen dat we niets voor ze konden doen. Het werpt momenteel een beetje en schaduw over onze vakantie, maar met wat prachtige natuurparken voor de boeg (waaronder de Etna) en nog steeds stralende zon gaat het ons vast wel lukken om daar overheen te komen! De Wifi-verbindingen zijn hier erg slecht, dus dit verslag heeft even op zich laten wachten…

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Vier-gangen-menu: Eolische eilanden
2. Silly Sicily (u bevindt zich hier)
3. Nebrodi en de Etna

Vier-gangen-menu: Eolische eilanden

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Vier-gangen-menu: Eolische eilanden (u bevindt zich hier)
2. Silly Sicily
3. Nebrodi en de Etna

Het eerste reisverslag van onze reis door Sicilië en de Eolische eilanden heeft even op zich laten wachten. Wifi in Italië is wisselvallig…

Onze reis ging via Catania en Milazzo als eerste met een draagvleugelboot naar de Eolische eilanden, een groep vulkanische eilanden ten noorden van Sicilië.

We begonnen op Vulcano, waar we meteen onze eerste vulkaan konden beklimmen. Niet echt hoog, maar met een prachtige kraterrand met wat gele zwavelvelden en fotogenieke fumarolen die een stinkende mist verspreiden. Een perfect voorgerecht wat betreft ons vulkanische viergangenmenu. Vulcano heeft een relaxte eilandensfeer, dus we konden meteen aan een rustiger tempo wennen. Bustijden zijn een richtlijn, openingstijden een optie en verkeersregels een suggestie. Wegen zijn gangetjes van anderhalve meter breed, waardoor men hier vooral in driewielers en scooters rijd. Maar er zijn ook maniakale buschauffeurs die met een ruimte van 5 centimeter links en rechts met een minibus met een rotgang door zo’n gangetje karren.

Onze tweede gang was Lipari, zeg maar het hoofdgerecht. Het grootste eiland had een citadel met musea waar we wat konden zien van de geschiedenis van de eilanden. Met name Griekse vazen met schaars geklede voorstellingen en veel obsidiaan-werktuigen. Van dit vulkanische glas kun je prima snijwerktuigen maken. Hier vond Anke ook haar thema van deze vakantie: straatkatten van Sicilië. Overal lopen katten rond. We besloten wat eigen vervoer te proberen en zijn daarna met een Citroën Mehari, een soort grote rode skelter, het eiland rond getoerd. Een wandeling langs een puimsteen-vallei was erg mooi. Overal zijn sporen van vulkanisme, maar Lipari is een oudere vulkaan, dus geen vuur en rook hier.

Qua wildlife zoeken we het hier wat kleiner. Geen beren, maar wel veel hagedissen, grote kevers, hagedissen, bidsprinkhanen (!), hagedissen, gekko’s en hagedissen.

De derde gang was in ieder geval de Primo. De Stromboli. Een piepklein eiland, wat eigenlijk alleen bestaat uit een actieve vulkaan met een klein dorpje aan de voet daarvan. Ondanks weinig slaap, en een slaapverwekkende anti-zeeziektepil besloten om dezelfde dag nog de vulkaan op te gaan. Het is een tocht van 6 uur met een hoogte verschil van 900 meter. Voor onze Nederlandse benen een uitdaging. Anke dacht eigenlijk dat ze het niet zou halen, maar dus toch maar geboekt (bij Magmatrek). Helm en wandelstokken gehuurd, liters water in de rugzak, en met een groep van 20 mensen de berg op. Drie uur bergopwaarts. Om de 30 minuten even een paar minuten pauze. Verstand op nul en doorzettingsvermogen op tien. Op 500 meter hoogte was een punt waar je moest kiezen. Terug of de tocht afmaken. We besloten door te strompelen. Precies volgens planning waren we met zonsondergang op de top. Onze gids bracht ons naar een plek waar we de Zuidwest krater konden zien; de jongste krater die enkele jaren geleden is ontstaan. Helaas was de vulkaan erg nat, waardoor er erg veel stoom was. Dat zorgde ervoor dat we de rode gloed en het magma-vuurwerk minder goed konden zien. We hadden wel regelmatig een regen van vulkanisch zand. Gelukkig waaide de stoom even weg, en kregen we keurig twee uitbarstingen te zien. Indrukwekkend om op een actieve vulkaan te lopen en neer te kijken op een krater.

De terugweg was over een steile helling van ‘kattenbakvulling’. Grof zand waarin je bij elke pas naar beneden gleed. Dat ging lekker snel, maar de zaklamp van Koen liet het afweten, dus hij moest in het pikkedonker achter Anke aan glijden. Er kon niet gestopt worden wegens steenlawine-gevaar. Anke’s bergschoenen waren inmiddels ook overleden, maar het was een heldere nacht, dus het was een bijzondere afdaling met blik op de melkweg.

Als dessert zaten we nog een paar dagen op Salina. Salina is ook een oudere vulkaan: groen en staat vol bougainville, enorme hibiscus, citroenbomen, reuze-oleanders, datura, bananenplanten, joekels van cactussen, granaatappelbomen en… jasmijn. De zoete geur is overweldigend! Na onze avonturen op de Stromboli was elke wandeling hier een eitje. Op Salina ook genoten van het heerlijke eten hier; kaasjes, vis, kappertjes, druiven, enorme perziken, noten, plaatselijke wijn en pistache-likeur – hik.

Inmiddels rijden we al op Sicilië rond, maar daarover later meer. Nu eerst wat foto’s.

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Vier-gangen-menu: Eolische eilanden (u bevindt zich hier)
2. Silly Sicily
3. Nebrodi en de Etna

Foto’s Rondreis IJsland staan online

In september 2014 waren Anke en ik in IJsland. Het is ons gelukt om uit de vele foto’s de (naar onze bescheiden mening) beste exemplaren te selecteren. Bekijk het resultaat op eenofandere.com.

Surf je mobiel (smartphone, tablet of laptop), dan zijn de foto’s prettiger te bekijken via deze link: eenofandere.com/?m=1

Had je onze reisavonturen door IJsland nog niet gelzijn hier te lezen:
1. Lost & found in IJsland
2. De elementen in IJsland
3. Hot water – on the rocks

Hot water – on the rocks [3/3]

We zijn alweer terug in Nederland. Tijd voor ons laatste verslag van onze reis door IJsland.

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Lost & found in IJsland
2. De elementen in IJsland
3. Hot water – on the rocks U bevindt zich hier
4. De foto’s – op eenofandere.com

We waren gebleven in Dalvik, op het terras rondom ons huisje, waar de volgende ochtend na de Noorderlichtshow, de sneeuwhoenders en lijsters de buitenboel roze kleurden met vogelpoep. Jawel, het is bessentijd! Het staat er hier vol mee en ze zijn heerlijk.

Vandaag staat een tocht op het programma over de Tröllaskagi Peninsula, naar Siglufjörður en Ólafsfjörður, jawel, fjorden dus. Het was allemaal prima bereikbaar met wat tunnels, maar daardoor zag je weinig van de omgeving. We besloten dus via de bergpas terug te rijden, wat een mooie route was over de zoveelste onverharde weg.
Ons afscheid van het Noorden bestond uit weer een dag met Gedoe. In de ochtend moesten we eerst in Akureyri een sleutel ergens ophalen van ons volgende huisje. (“Sorry, die waren we vergeten toen jullie de boel kwamen ophalen…”) Daarna moesten we naar De Garage, want onze auto begon ondertussen op een kerstversiering te lijken. Er begonnen allerlei lampjes te branden, maar gelukkig nog niets rood of knipperend. (1 lampje ging juist uit als we door de een rivier reden(!) We zijn inmiddels volleerde river-crossers.) Toch maar even naar laten kijken, dus het ochtendprogramma was De Garage. Er bleek niets aan de hand, alleen een overgevoelige Ford (die zijn nogal scheutig met Waarschuwingen).

In de middag gingen we op zoek naar zeehonden op het schiereiland Vatnsnes. Prachtig, ruig, afgelegen, en inderdaad woonden daar de zeehonden. Helaas konden we niet echt dichtbij komen, want het was blijkbaar de tijd van ‘in de baai rondhangen met je neus in de lucht’. Het was al laat, dus op weg voor ons huisje in het westen.

Onze Ford vond helaas van niet. Na een paar kilometer ging er nog meer dashbord-feestverlichting aan, en toen viel ineens alle elektriciteit uit en kon Anke de auto nog net aan de kant van de zandweg krijgen… Starten, niks, starten, tweehonderd meter rijden, auto valt uit, nog meer lampjes, bellen met verhuurbedrijf, nog meer bellen, wachten, meer bellen. De oplossing: er wordt een andere auto gebracht vanuit Reykjavik, met een verwachtte aankomsttijd van over ongeveer drie en een half uur. (Alweer een Ford die onder Anke’s handen is overleden.) Zo stonden we dus bijna zes uur in deze prachtige, ruige en vooral zeeeeeer afgelegen omgeving, waar het koud was zonder verwarming, en pikkedonker. Rond 1 uur in de nacht zagen we twee verlossende lampjes onze kant op komen, en konden we verder rijden naar ons huisje, waar we rond half drie in de nacht aankwamen.

De volgende dag hebben we wat uitgeslapen en zijn we in onze gloednieuwe Nissan Qashqai naar wat watervallen gaan kijken. In de omgeving van Bifröst liggen veel watervallen, warmwaterbronnen, lavatunnels en andere overblijfselen van de heftige vulkaanuitbarstingen die hier geweest zijn.
Ook het Snaefellsnes schiereiland is prachtig en heeft lavavelden waar wat meer begroeiing in de vorm van gras is. Prachtige enorme bergen met een gletsjer, de Snaefellsjökull, steile kliffen waar je door hele smalle kloven kunt lopen tussen het felgroene mos, en basaltformaties in de opspattende zee waar een beeldhouwer trots op zou zijn. Het is hier duidelijk waarom de plaatselijke beschermheilige een trol is de Baldur heet. En ’s avonds alweer Noorderlicht in de hotpot…

Ons laatste huisje lag wat meer in de bewoonde wereld. Het grootste gedeelte van de 300.000 IJslanders woont in het zuiden. Toch ben je ook hier bijna alleen, als je even van de gebaande paden af gaat (en wat niet moeilijk is: neem elke willekeurige afslag van de 1…)
Tijd voor weer wat geothermische activiteiten. Op Reykjanes is een prachtig veld ‘Seltún’ vol fumarolen, kokende modder, sputterende plasjes en aarde in de meest vreemde kleuren blauw, groen, grijs, oker en rood. Op het puntje van het schiereiland vind je de Gunnuhver, de grootste kokende modderpoel van IJsland. Door aardbevingen is het inmiddels veranderd in een soort constante Geiser waar een flinke stoot super heet water onder grote druk uit spuit. Er ligt een dramatische afgebroken bruggetje in. Getuige van de constant veranderende landschappen hier. Zo ben je een modderpoel, en dan een geiser. Zo heb je een boerderij met vruchtbaar land, en zo een waardeloze modderboel vol met as…

Ook hebben we nog even gekeken naar de grootste trekpleisters van IJsland: de Geysir en de Gullfoss. De eerste viel wat tegen. Een geiser, ja, en wat borrelend water er om heen, maar de omliggende boerderijen, enorme restaurants en souveniershops deden wat afbreuk aan de ervaring. De Geysir zelf hebben we niet zien uitbarsten. Die doet het nog maar twee keer per dag sinds wat toeristen er takken en stenen in hebben gegooid. Een aardbeving deed de rest. De Strokkur is minder imposant, maar spuit wel keurig om de 5 minuten een 30 meter hoge wolk van stoom en water.

De Gullfoss is een mooie waterval, maar ook daar was het redelijk druk. We besloten weer tot een onverharde uitstap in de middag naar Kerlingarfjöll. De Kjalevegur, de weg naar het Noorden dwars door de binnenlanden, bleek echter een misselijkmakende verzameling kuilen waar je hobbelend, slinger-de-slanger, met 30 kilometer per uur probeerde om je lunch binnen te houden. Onze ingewanden vonden de tocht wat minder, maar de uitzichten waren spectaculair. Vergezichten in pastel, bergen vol groen, bijna lichtgevend mos, watervalletjes, lavavelden, lege vlaktes met steen, allemaal overgoten door een sausje van wolken en zonlicht.
Door tijdgebrek hebben we de Kerlingarfjöll niet bereikt. Na twee uur hobbelen waren we er nog steeds een uur hobbelen vandaan, en omdat er dus geen tijd meer was, besloten we de twee uur terug te hobbelen. Kerlingarfjöll is een mooi gebied, maar net iets te ver weg.

De laatste dag hebben we vanwege het slechte weer doorgebracht in Reykjavik, een stadje met toch echt een ‘hoofdstad’-gevoel, ondanks dat het zo groot is als Tilburg. Anke wilde een echte IJslandse trui, en verder ook nog wat gewinkeld – wat niet echt leuk is in IJsland, aangezien alles echt heel erg duur is. Als laatste hebben we nog wat tijd doorgebracht in het Nationale Museum, waar vooral was te zien hoe zwaar de bevolking het moet hebben gehad met vulkaanuitbarstingen, weersomstandigheden, onderdrukking, ziekte en honger. Het heeft een stoere en erg vriendelijke groep mensen opgeleverd. Het ruigste van allemaal zijn hier echter de schapen. Ze zijn overal tussen de lavablokken te zien, behalve in de meest ruige gebieden. In weer en wind, overal waar je gaat, wordt je nagekeken door drie herkauwende bolletjes wol.

Het weer was inmiddels duidelijk minder geworden, en er hing een groot pak met wolken boven het zuidwesten. Op onze laatste avond besloten we toch nog even te genieten van de hotpot. Terwijl we omhoog keken naar het wolkenpak ontstond er ineens een gat in de wolken. Er verschenen wat sterren en een keurig mooi noorderlichtgordijntje kwam nog even afscheid nemen. Na vijf minuten was het weer over.

We hebben nu in elk huisje een keer noorderlicht gezien, dus zes keer deze reis. Bofkonten! IJsland is een wild, woest, waanzinnig mooi land. Het is avontuurlijk, bijzonder, puur en magisch. Veel te veel foto’s…

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Lost & found in IJsland
2. De elementen in IJsland
3. Hot water – on the rocks U bevindt zich hier
4. De foto’s – op eenofandere.com

De elementen in IJsland [2/3]

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Lost & found in IJsland
2. De elementen in IJsland U bevindt zich hier
3. Hot water – on the rocks
4. De foto’s – op eenofandere.com

Inmiddels zitten we in het Noorden van IJsland, maar eerst nog even onze avonturen in de Oostfjorden.

Onze toch ging verder via Svinafellsjökull (gletsjer) en Höfn (haven) naar Stöðvarfjördur (fjord). De Oostfjorden zijn een verzameling fjorden waar je prachtig slinger-de-slanger doorheen kunt rijden. Overal ruwe bergen, bedekt met groen mos en witte schaapjes en in elke baai een vissersdorpje. PPPitoresk.
Seydisfjördur is een dorp met mooie gekleurde houten huisjes tussen de besneeuwde bergtoppen. In Borgarfjördur was de Alfaborg, waar de koningin van de elfen woont, bij wie we even op audiëntie mochten. In IJsland geloven veel mensen naast God ook in elfen, trollen, etc. Als je hier zo rond rijdt, zijn de elfen ook veel geloofwaardiger dan God. Mysterieus, vreemd en vol onverklaarbare energieën.

Je dag eindigen in een hot-tub is ook bijzonder prettig. Vooral als het noorderlicht dan begint. Time-lapsje aangezet op de camera en weer het bad in… Dat voelt wel erg decadent.

Van de ijsschotsen in Jôkulsarlón naar een bergtop (de Snaefell), waar je naar de uitbarstende vulkaan de Holuhraun kon kijken. De elementen zijn hier goed vertegenwoordigd. Een flinke tocht met onze Ford door de bergen, gedeeltelijk over een bergpad vol kuilen en stenen, ging naar de dichtst bij zijnde plek waar je de uitbarstende vulkaan kon zien. Het is een soort vulkaan waar de lava niet omhoog spuit, maar meer gulpt. Weliswaar van een flinke afstand, maar je zag keurig de rode gloed van het vuur en brandende magma, en een grote rookwolk van o.a. sulphur wees aan waar je moest kijken. Fantastische ervaring. (We ontvangen regelmatig waarschuwingen op onze iPhone dat we de ramen dicht moeten houden vanwege de hoge toxische levels van zwavel. Euh… de airco maar uit dan?)

Het element water vonden we in de Dettifoss, de krachtigste waterval van Europa (het meeste ‘volume’ water), waar 193 kubieke meter water per seconde over de rand dondert. Een gravelweg (tuurlijk) ging naar een gebied in het noorden waar een ‘bos’ is – echt een bijzonderheid in dit land. Na een half uur lopen waren we er doorheen. De weg die we wilden volgen was afgezet i.v.m. de kans op een vloedgolf van smeltwater vanaf de vulkaan. We moesten een stuk omrijden, maar zijn nu gelukkig over de brug, die bij een overstroming zou zijn weggevaagd (we zouden even 1300 km om moeten rijden in dat geval…) In de lucht was constant een roodbruinige wolk te zien die uit de vulkaan komt. Geeft een licht dreigend en spannend tintje aan de reis.

Volgende stop was Mývatn (meer van de muggen – inderdaad…) een prachtig meer, waar de omgeving is vormgegeven door allerlei vulkaanuitbarstingen. Geologie met hoofdletter. Pseudo-kraters, gewone kraters, vreemd gevormde lava-formaties, grotten met heet water en prachtig rood en geel gekleurde aarde waartussen kokende poelen, stomende gassen en borrelend modder te vinden is. Oude lagen over nieuwe lagen lava hebben het meer gevormd, waar overigens ook veel vogels rondhangen. Weer een feest voor fotografen, dus we klikten ons een prachtige weg om het meer heen.

Inmiddels zijn we in Dalvik waar we in een huisje zitten met een enorme raampartij die uitkijkt over de baai. Gisteren hebben we in de stralende zon een walvistocht gemaakt door diezelfde baai, waar we een uur lang hebben rondgehangen met 4 bultrugwalvissen. Ze kwamen zelfs naar de boot toe, zodat we ze van dichtbij konden bekijken. Sta je daar met je enorme telelens! Euh, da’s dichtbij… Waar is m’n groothoeklens? Het was een tocht met een kleine groep en op de terugweg mochten we nog even zeevissen. De kapitein wist natuurlijk waar hij moest stoppen, maar Anke heeft, net als in Nieuw-Zeeland, weer de meeste vis boven gehaald! (Als dat niks meer wordt met die video en fotografie, dan kan ze altijd nog visser worden 😉 ).
Op weg naar de haven werd de kabeljauw schoongemaakt, en bij aankomst meteen op de BBQ gelegd, zodat we onze tocht konden eindigen met zelf gevangen en zeer verse vis. Heerlijk.

In de middag nog lekker door een moeras rond gedabt, op zoek naar wat vogels en daarna hoopvol naar ons huisje, want de lucht was wolkenloos… En ja, om 10 uur in de avond begon een spectaculaire noorderlichtshow, pal boven ons hoofd! Fel groen en donkerrood, met snel bewegende dansende gordijnen. Met dekens om ons heen zijn we op het houten terras gaan liggen waar we een uur konden genieten van de show. Het was adembenemend!

Inmiddels zijn de wolken weer terug, en maken we ons op voor het vertrek naar het zuidwesten…

Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Lost & found in IJsland
2. De elementen in IJsland U bevindt zich hier
3. Hot water – on the rocks
4. De foto’s – op eenofandere.com