Hot tub bij de rivier

De tijd vliegt. Zo zit je nog in je hot tub naast een rivier in Snoqualmie Forest, en zo zit je 12 uur lang in een oncomfortabele stoel in een vliegtuig, en zo zit je alweer thuis de was te doen… Dit is het laatste verslagje van onze reis.

De cabin was heerlijk, maar helaas hebben we de otter niet gezien. Wel hebben we een glimps opgevangen van een bever, maar dat was niet de grote hoeveelheid rivier-wildlife waar we op gehoopt hadden. En dat ondanks vroeg opstaan en ’s avonds uren met de verrekijker de rivier afspeuren. Het fijne was dat dat laatste ook kon vanuit een hot tub. Met een glaasje whisky of wijn erbij was dat heerlijk toeven. En jta, wildlife is wild, en gaat zijn eigen gang. Als het voorspelbaar zou zijn, dan zou de lol er snel af zijn.

We hebben vooral geluierd, maar we wilden toch ook nog wat van het woud zien. Mount Index ligt achter ons huis, en vanuit de cabin heb je een prachtig zicht over de rivier, met bergen in de achtergrond. De wandeling naar de ‘Bridal Veil Falls’ leek ons wel wat. Die vertrok bijna vanuit onze achtertuin. Het lijkt trouwens wel of elk park zijn eigen Bridal Veil Falls heeft. De wandeling deden we op een zaterdag met goed weer. In Washington state betekent dat dus drukte. Zodra de zon zich laat zien gaat iedereen massaal met baby’s, kinderen en honden de berg op. Het was mooi, maar je ziet natuurlijk geen wildlife als je om de paar honderd meter weer kletsende mensen tegenkomt. Amerikanen zijn Proud en Loud. Niettemin was het een mooie tocht. En weer tijd voor de hottub.

Ook hebben we de Eagle falls bezocht. Koen wilde even een foto maken en gleed prompt weer uit over de natte stenen. En dat ondanks dat hij nieuwe schoenen (met zolen met grip en zo) had gekocht. Gelukkig viel hij maar een paar meter, en schoof hij in een soort uitgehold gat in de rotsen. Anders was hij nog meters doorgegleden, om vervolgens 6 meter van de rotsen op weer andere rotsen te vallen. Dat zou wat meer geweest zijn dan een hoofdwond… En toen moest hij nog een weg zien te vinden uit het gat… Koen neemt dat ‘falls’ wel erg letterlijk. Thuis maar even bijkomen in een hottub.

Het water is hier wel een thema. In de vele watervallen en rivieren, in regen die uit de lucht valt, in de mist en in warme hottubs niet te vergeten. Het water vindt zijn eigen weg, en neemt de boel gewoon over als je niet oppast. De North Fork Skykomisch road houdt op een bepaald moment gewoon op. Er stroomt en flinke rivier over de weg heen! Een vreemd gezicht, al dat water over het asfalt. Je kreeg gewoon zin in een warm bad van al dat water…

En ja, toen was het tijd om ons warme bad te verlaten en ons inmiddels gerimpelde lijf in een vliegtuig te plaatsen. Vliegen is nooit leuk, maar onze vlucht terug was nog eens extra onprettig. We hadden veel turbulentie. Alsof je over een slecht onderhouden grindpad naar huis rijdt. De korte perioden dat het veilig was om naar de wc te gaan stond er een enorme rij, want er was een toilet kapot. Verder waren er electriciteitsproblemen. Lampjes knipperden uit zichzelf aan en uit, en er ging constant een soort alarm af in de keuken. Niet echt geruststellend, als je 10 kilometer boven de aardbol hangt. Desondanks zijn we toch veilig geland op Schiphol. Onze bagage was deze keer zowaar ook mee gekomen.

Nog even wat verslagjes schrijven, en even duizenden foto’s uitzoeken. Een selectie zal zoals altijd weer over enige tijd te zien zijn. Daarover nog bericht. Het was weer een heerlijke reis…

Vulkanische activiteiten

Lassen Volcanic National Park had gelukkig beter weer voor ons in petto. Zelfs een zonnebrand. We verbleven in een kleine Cabin in Mill Creek. De dichtstbijzijnde winkel lag 32 kilometer verderop. Even boodschappen doen… Het was elke kilometer waard, want daar hadden ze de lekkerste glutenvrije chocolademuffins ooit!

Na een koude nacht (we ontdekten pas in de ochtend hoe de verwarming werkte, en we hadden al lichte nachtvorst) kregen we zon. Tijd voor een mooie wandeling angs wat geothermische-toestanden. Bumpass Hell Trail klonk wel goed. Een gids is hier ooit zijn been verloren omdat hij in een kokend hete poel stapte. Op het pad blijven dus maar. Borrelende modder, fumarolen, kokende poelen, een blauw riviertje, rookpluimen en verder witte, gele en okerkleurige mineraalafzettingen. Het was weer een fotografisch feest.

Hierna was het tijd voor een ijsje in de zon. In Lassen Volcanic is in 1915 een vulkaan uitgebarsten, die het park heeft volgegooid met stukken gestolde lava. Sommige stukken waren enorm. Na het bekijken van de ‘devestated area’ was het weer tijd voor een wandeling, nu naar Kings Creek Falls. We hadden het rijk alleen op deze wandeling naast een mooi riviertje. Nou ja, hier en daar een eekhoorn of een piet-piet-vogeltje.

Een dag later was het tijd om een andere vulkaan te gaan beklimmen. We reden naar Butte Lake, waar we een Cinder Cone op konden klimmen. Een zogenaamde ‘<a href=”http://nl.wikipedia.org/wiki/Sintelkegel” title=”nl.wikipedia.org/wiki/Sintelkegel”>sintelkegel</a>’ (zie wikipedia) die zich vormt rond een vulkaanopening. Het is meer een soort enorme aard-puist van sintels. Die was wel 250 meter hoog, en het pad liep heel stijl tegen de wand omhoog. Het materiaal is een soort grof kattenbakgrind, waarin je bij elke stap een halve stap terug zakt. Het was bijzonder uitputtend, maar de beloning was er ook naar. Je kon over de rand van de krater lopen en je had een fantastisch uitzicht over de raar gekleurde duinen, lava’bedden’, bossen en meren. In de verte lag Mt. Shasta er mooi bij. Op de top van de vulkaan stonden een paar stoere fotogenieke boompjes.

De volgende ochtend reden we naar het Lava Beds National Monument. Hier ging het met name om de grotten. Meer dan 700 lava tube caves, (<a href=”http://nl.wikipedia.org/wiki/Lavatunnel” title=”nl.wikipedia.org/wiki/Lavatunnel”>lavatunnels</a>) die ontstaan zijn doordat de bovenste laag van een lavastroom stolt. De lava daaronder vloeit dan weg, en dan ontstaan er dus tunnels. Boven de grond was het heet (van de zon, niet van vulkanische activiteit) en stond het landschap vol gele struikjes, jeneverbessen, verdorde bomen en een verdwaalde coyote. Onder de grond was het koel, donker en euh… rotsachtig, met hier en daar een hagedis.
Het mooist waren de tunnels waar een gedeelte van het plafond was ingestort. Door het zonlicht kon je mooi de grot inkijken. Blue Grotto had een mooi gekleurd plafond, yep: blauw. In de Ovis tunnel klommen we over een ingestort stuk heen, en toen bleken we de weg kwijt te zijn. Via een alternatieve route klauterden we over een berg rotsblokken de grot weer uit. Echt verdwalen konden we niet, maar het was wel spannend. De sentinel was te spannend voor mij. We hadden wel zaklantaarns, maar als ik geen hand voor ogen kan zien en een kilometer door een hele kleine ruimte moet lopen, dan slaat de claustrofobie toe. We eindigden ons avontuur in de Skull cave, waar schedels gevonden zijn van schapen en mensen. Wie zou wie gegeten hebben?

Morgen is het alweer tijd voor ons laatste park. Of bos in dit geval. We hebben een cabin geboekt in Index, in het Snoqualmie national forest. Nog even <a href=”http://www.harmony-lodge.com/riverviewcabin/” title=””>drie dagen relaxen in een hot tub met uitzicht over een rivier</a>. De plaatselijke otter schijnt jongen te hebben. Misschien gaan we die nog ontmoeten…

Watervallen en vallend water

De Verenigde Staten. Het land waar de wapens naast de barbiepoppen in de warenhuizen liggen. Ze hebben hier rare gewoonten, maar over het algemeen zijn de mensen erg vriendelijk. We mochten het land gelukkig weer binnen (zolang we maar geen fruit bij ons hadden…) en zijn bij Osoyoos de grens over gegaan. Eerst heeft dokter Anke nog een open hersenoperatie uitgevoerd op patiënt Koen, en met succes twee hechtingen verwijderd. We kwamen erachter dat als we dat een verpleger (m/v) wilden laten doen, dat dat 700 dollar zou kosten…

Vanuit het warme, dorre landschap van zuid-Canada reden we de groene bergen van de North Cascades in. Een park dat, zoals de naam al zegt, veel watervallen heeft. In de herfst valt dat overigens wel mee. Gestopt in Marblemount, waar we een prettige cabin hadden bij Grace Haven… Zoals ook deze naam doet vermoeden een erg Ghristelijk gebeuren. Er lagen boekjes met titels als; God is talking, enjoy the family, Pray along en overigens geen bijbel. Ze hadden ook een hele prettige open haard en een prachtige locatie in de bossen.

Na al dat kilometers vreten was het weer eens tijd voor een flinke wandeling. Dat werd de Cascade pass trail. Een wandeling van een uur of zes. Eerst bergop, met een hoogteverschil van ruim 500 meter. Voor onze nederlandse kuiten een hele klim. Na 37 haarspeldjes kwamen we uit op een bergweide die een erg alpien karakter had. We werden begroet door fluitende marmotten en schreeuwende pica’s, ook van de knaagdier-familie. Veel kleine dennenbomen, rotsen en fantastische uitzichten op gletsjers en watervallen.
Op terugweg hadden we regen, maar in de cabin was die open haard, en boerenomelet en whisky. (niet tezamen overigens.)

Na de bergen waren de bomen aan de beurt. Na een dag rijden door Washington en Oregon kwamen we uit in het noorden van Californië. Het geluk met het weer had ons verlaten. We hoorden bij de Toeristen Info dat er een regenstorm aan kwam die drie dagen zou duren. Inmiddels drie dagen later blijkt dat ze gelijk had.
Redwood national park is prachtig, maar vast nog mooier als het niet constant regent. Fotografisch trouwens wel erg mooi, al die mist tussen de bomen.

Probeer je een enorm bos voor te stellen, vol bomen van meer dan honderd meter hoogte, en op de bodem mos, rododendrons, en heel veel varens. (ter vergelijking: Westpoint in Tilburg is 143 meter, de Interpolistoren in Tilburg is 92 meter…) Zelfs als je er bent is het nauwelijks voor te stellen. Net een enorme kathedraal. Ook hier, ondanks de regen, prachtige wandelingen gemaakt. Als verzopen dwergjes met regenjasjes in het bos van de Giganten. Constant je lens droog maken. Verder keken we uiteraard heel vaak omhoog. Dat moet je niet doen als het hard regent, want dan vallen de druppels in je ogen. Gelukkig trekken de wilde dieren zich ook weinig aan van het weer. We hebben twee kuddes Wapitiherten kunnen bewonderen. Het mannetje versiert zichzelf met gras en takken om nog stoerder te lijken. Voor ons ziet het er grappig uit, maar voor een vrouwtjeshert is het vast woest aantrekkelijk.

Onze overnachting was een zompige kamer in Orick, in het ‘worldfamous’ Palm motel, je kent het wel 😉 Ook de tweede dag hebben we gewandeld, Tall trees grove, en Rockefeller forest, maar inmiddels maar ingecheckt in een motel waar ze ook een spa hebben! Even warm worden tot op het bot na al die natte dagen. We zijn nu in Fortuna ‘The friendly town’, en de mensen zijn hier inderdaad erg aardig. Redwood is geweldig indrukwekkend, maar erg nat!

Morgen op weg naar Lassen Volcanic national park. Kijken of we nog wat kokende poelen kunnen bekijken. Na de hottub hebben we nu de smaak te pakken.

Geweldige boottocht op de Haida Gwaii

Inmiddels zijn we Canada alweer bijna uit, maar even terug naar Haida Gwaii…

De overtocht verliep goed. Toen we aankwamen begon het net licht te worden. Tijd voor een wandeling in Naikoon park. Om kwart voor zeven liepen we een fantastisch sprookjesachtig trollenbos in. Grote bomen en overal mos en varentjes. Een enorme deken van lichtgroen lag over de stenen, grond en bomen. De zon kwam door en scheen prachtige strijklichtjes het bos in. Harige mossen die in de takken hingen werden elfachtige slingertjes. Een mooie zeearend poseerde keurig voor onze camera’s. De tocht kwam uit op de zee met een strand vol grote witte aangespoelde bomen, kiezels en wat kleine duinen met gras. Uiteindelijk zagen we in de verte het wrak van de Pesuta liggen; een schip dat in 1928 aanspoelde. Zeer fotogeniek. We waren voorbereid op nat weer, aangezien dit de plaats is met de meeste regen in Canada, maar inmiddels waren we verbrand door de zon!
Nog even wat schatzoeken op Agate beach, juist, agaten, en op naar Port Clements.

Weer een pont verder kwamen we aan op Moresby Island, waar we een dag later werden opgehaald voor onze boottocht door Gwaii Haanas National Park. Naast ons was er nog een ander koppel uit Alberta en de twee gidsen. De eerste etappe ging over een tamelijk slechte houthakkers-weg naar Moresby Camp. Daar kregen we onze explorer-outfit. Een dikke regenbroek in de vorm van een tuinbroek, een enorme lange zware regenjas daaroverheen, en niet te vergeten: rubberlaarzen en een reddingsvest. Met dikke kleren daaronder en een muts op waggelden we naar het kiezelstrand en onze tocht kon beginnen!

In een snelle Zodiac voeren we door Cumshewa Inlet. Overal kleine eilandjes met dennenbomen in het glinsterende water. Af en toe zagen we de witte kop van een zeearend en in het water zagen we zeehonden, zeeleeuwen, een walvis en erg veel watervogels. De plaatselijke Natives, de Haida, woonden vroeger op deze eilanden. De blanken brachten in de 18e eeuw allerlei ziektes mee, waardoor de populatie in korte tijd van 30.000 naar 6.000, en later naar 600 was terug gebracht. De dorpen waar ze woonden zijn nu verlaten, maar kunnen nog wel bezocht worden. In Tanu lagen houten overblijfselen van huizen, overgroeid door mos tussen de bomen. In Skedans waren diverse totempalen nog te zien, maar erg verweerd. We werden rondgeleid door de Haida van de Arend- en Raafclan, de twee hoofdclans van de Haida. Het weer was geweldig. Af en toe een klein buitje, maar verder tamelijk zonnig. Genoten van een keurig verzorgde lunch op het strand met zowaar huisgemaakte gutenvrije blueberrie-muffins… goddelijk.
Op weg naar onze floating lodge, een drijvend ‘hotel’ in een afgelegen baai, nog even de garnalenfuiken gecontroleerd voor het avondeten. We hebben nog nooit zo verse garnalen op. ’s avonds met een whisky nog genoten van de fosforescerende algen. Het is een mysterieuze plek.

De volgende dag weer de Zodiac in. Onze eerste stop was een eilandje dat met vloed onder water staat. De zeehonden bekeken ons argwanend terwijl we over de rotsen klauterde op zoek naar zeesterren en andere waterbeestjes. Er viel een kleine bui, dus het werd tijd voor de hotsprings. Er zijn 3 natuurlijke bronnen waar je in heerlijk warm water kunt zitten, terwijl je uitkijkt over de oceaan. Waanzinnig. Warm tot op het bot weer in de boot geklommen (zeer elegant met al die regenkleding) voor onze laatste stop: Lyell Island. Een wandeling ging door een oud bos met enorme bomen. De route liep langs een kleine riviert, die uitkwam op weer een sprookjesachtige plek. De zon scheen op het mos en het natte gras. Overal vlogen zeearenden en in de rivier was een otter een zalm aan het oppeuzelen. Waar we de kreek over wilde steken kwamen we een enorme zwarte beer tegen. Haida Gwaii heeft de grootste zwarte beren ter wereld. Deze was erg bijzonder en had een witte vlek op zijn borst.
Wat een geweldige tocht! (Het beste verjaardagscadeau ooit. Dank aan iedereen die heeft bijgedragen!)

De dag erna, toen we weer op Graham Island waren, stak er een storm op. Toen beseften we pas hoe zeer we geboft hadden met het weer. Wat een natuurkracht! Onze overtocht terug naar Prince Rupert was erg onstuimig…

Op dit moment zijn we alweer in het zuiden van Canada. Morgen rijden we de Verenigde Staten in, naar North Cascades national park.

Hoera, we zijn in Canada

Onze reis begon op Schiphol met onze eerste full body scan. “Meneer, wat zit er in uw linker broekzak? Ah, dat is een zakdoek. Dat is geen probleem. En mevrouw, wat heeft u daar achter op uw broek. Oh, dat zijn metalen knoopjes. Nou, vooruit dan…”
Na de arrestatie bij de douane in Washington DC (verklaringen ondertekenen, vingerafdrukken geven, pasfoto maken en een verhoor over ons doen en laten), vrij snel ook weer vrijgelaten om de koffers te pakken en 100 meter verderop weer in te leveren. Werkverschaffing onder het mom van terrorisme bestrijding.
De vlucht verliep zo oncomfortabel als je mag verwachten van twee lange vluchten in een kleine stoel naast een dikke Amerikaan, maar dat hebben we ervoor over. In Seattle gedoe met de huurauto, maar uiteindelijk op weg gegaan in een Jeep Patriot. On the road again…

De volgende dag vroeg vertrokken en Canada in gereden. Via de ‘Gold Rush Trail’ doorgereden naar het noorden van Canada. In Smithers het tempo terug gebracht en tijd genomen voor een ‘cross-country’ over onverharde wegen door het afgelegen Babine Mountains Provincial Park. Een prachtige route, met helaas nog weinig Wildlife. Wat arenden, springende zalmen, korhoenders, een soort muskusrat(?) en in-de-verte-herten.

Het weer hier in het noorden is redelijk. Zonnetje, af en toe een buitje en toch zeker 14 graden! Vandaag was het tijd voor een wandeling, en we besloten dat ‘Kathlyn Glacier’ en ‘Twin waterfalls’ wel aantrekkelijk klonk. Een prachtige wandeling in de zon beloofde een mooie dag… tot Koen uitgleed over natte rotsen en met zijn hoofd tegen een enorme steen knalde. Het zag er even dramatisch uit, met een snee in zijn hoofd waaruit het bloed over zijn gezicht liep. Met een provisorisch verband van twee dikke tissues onder een muts snel naar het ziekenhuis. Het viel gelukkig mee. We waren bang dat onze boottocht in het water zou vallen.

Met twee hechtingen en wat pijnstillers op weg naar Hazelton. Onderweg onze eerste zwarte beer gezien! Een bezoek gebracht aan het ‘Ksan historic village; een dorp van ‘longhouses’, de traditionele woningen van de Gitxsan natives (indianen). De huizen van de wolf-, kikker-, fireweed-, en arend-clan waren te bezichtigen en stonden vol met houten maskers, manden, dozen van hout, hoofdtooien en ‘knopen-dekens’. Ook de totempalen waren erg mooi.

Op de route naar Terrace zowaar nog een zwarte beer gezien. Onderweg ook onze eerste serieuze regenbui. Morgen naar Prince Rupert, waar in de avond de pont naar Haida Gwaii vertrekt, een afgelegen eilandengroep in een woeste oceaan. Laten we hopen dat Koen z’n hoofd erbij houdt…

Route West Canada en Noordwest USA 2010

Veel tradities bestaan er niet meer op dit weblog, maar aan een paar wil ik toch nog wel vasthouden. Eentje daarvan is het plaatsen van kaartje van de reis die we willen gaan maken dit jaar. We vertrekken over een paar dagen. Op dit weblog zullen we proberen regelmatig een update te geven over de reis tot dan toe.

Route Canada-usa 2010

(vergroot afbeelding)

De plannen voor dit jaar: Met het vliegtuig landen we op Seattle. Van daaruit gaan we eerst naar boven, naar een eilandengroep voor de kusrt van Canada: the Queen Charlotte Islands. Daarna een flink stuk naar beneden, naar oa. Redwoods National Park (NP) en Lassen Vulcanic NP, om vervolgens weer naar boven te gaan en te eindigen waar we begonnen waren.

Howdy!

Zo, inmiddels zijn we al weer terug van onze reis en aan het genieten van een jetlag. Nog even een kort verslagje van onze laatste dagen in Amerika en daarna kunnen we beginnen met het uitzoeken van de vele foto’s die we hebben gemaakt. Uiteraard zullen we weer een selectie op internet plaatsen, maar dat kan even duren. Het zijn belachelijk veel foto’s…

Na een bezoek aan Monument Valley verbleven we in een hotel in Bluff, omdat alle hotels in de wijde omtrek vol zaten. De dichtsbijzijnde beschikbare kamer was honderd kilometer verderop. (Ter vergelijking: “Nee, we hebben niets beschikbaar in Tilburg, maar in Nijmegen is nog wat vrij…”)

Mesa Verde is een natuurpark dat eigenlijk meer over archeologie gaat dan natuur. Ook al is de natuur ook mooi, de reden voor een bezoek is de aanwezigheid van fantastische woningen die de Anasazi-indianen hier duizend jaar geleden hebben gebouwd. Ze zijn pas in de 19e eeuw ontdekt, en zijn heel goed bewaard gebleven. Het is een mysterie waarom de indianen verdwenen zijn, want dat hebben ze zeer plotseling gedaan. Alle gebruiksvoorwerpen lagen nog op hun plek, alsof ze die ter plekke hadden laten vallen.
Het was indrukwekkend te zien dat ze ook gebouwen met verschillende verdiepingen  konden maken. De gebruikte stenen hebben dezelfde kleur als de rotsen dus het ziet er allemaal heel natuurlijk uit.

Via de Million Dollar Highway zijn we verder omhoog geklommen richting Denver. Die weg heet zo vanwege het gerucht, dat er gesteente met goud erin is gebruikt om de weg op te vullen. Het is een fantastisch mooie route door een gebied dat het ‘Zwitserland’ van de USA wordt genoemd. Inderdaad, mooie hoge bergen en ook de architectuur voelt wat Zwitsers aan. Een paar dagen voor we daar reden, was er een flinke sneeuwstorm geweest, dus op de hoogste stukken lag al flink wat sneeuw en het was flink afgekoeld. Het  temperatuurverschil tijdens deze vakantie was dus 45 graden celsius!

In Rocky Mountain national park hadden we een huisje geboekt voor de laatste dagen. Een gezellig huisje, met hot tub natuurlijk. Dat is inmiddels een traditie. Nog even lekker uitrusten voor we weer naar huis vliegen. Het huisje was in cowboythema ingericht, maar het comfort was wel uit deze tijd.

Op de valreep zagen we nog 3 elanden. Een moeder met twee jongen, wat wel bijzonder is. Helaas was het al laat, dus foto’s hebben we niet. Waar we wel veel foto’s van hebben is een groep bronstige wapitiherten (elk). In een vallei bij Estes park hadden zich ongeveer vier groepen wapitiherten verzameld en een groep van ongeveer 20 mannetjes. De mannetjes waren uiteraard aan het opscheppen en vechten. “I’m the man!” De jonge mannetjes speelden hun oefengevechten en daar tussendoor liepen de vrouwtjes te kijken waar alle commotie nou eigenlijk om was. Hun maaltijd werd af en toe verstoord door een mannetje die een poging waagde. “Niet vandaag, schat.”
Er stonden aardig wat mensen te kijken naar dit pandemonium, en de ranger met wie ik sprak zei dat ze dit nog nooit eerder had gezien. Het was een bijzonder spektakel. Bijna een soort soap…

Op weg naar het vliegveld zijn we nog even gestopt in het plaatsje… Nederland. Jawel, “Nederland” in Colorado. Net als waarschijnlijk vele Nederlanders voor ons, hebben we de nodige foto’s gemaakt en het T-shirt gekocht. De naam is in 1874 gekozen door de bewoners van dit stadje, dat zich had ontwikkeld als mijnstadje. De mijn was in 1873 verkocht aan een Nederlands bedrijf.

De terugvlucht was hobbelig en zoals alle vluchten: niet echt aangenaam. De landing in Amsterdam was echter bijzonder soepel. Het was een fantastische reis! Nu alleen nog maar de foto’s uitzoeken.


Het circus bij het ‘4-landen’ punt. De plek waar 4 staten elkaar raken: Arizona, Utah, Colorado en New Mexico


De rotswoningen in Mesa Verde


De herfst begint al duidelijk zichtbaar te worden


Ijspret in Rocky Mountain NP


“Zet je me nog op de foto, of hoe zit dat?”


“I’m the man!” [1]


“I’m the man!” [2]


Welkom in Nederland


De hints zijn overduidelijk: de reis zit er op.

Death Valley en de Mojave Desert overleefd

Death Valley is echt een buitenaardse plek. Vooral het verschil met het bos met sequioa’s in de ochtend was absurd. Het landschap is erg kaal. De vallei is enorm en weids en ook hier zijn de kleuren van de aarde en rotsen geweldig. De hitte was intens. Het was 45 graden, en de lucht was zwaar van de hitte. Als je uit de auto stapte was het alsof je een hete föhn in je gezicht kreeg. De hete lucht die je moest inademen voelde alsof het vaste stof was. Stoffig was het ook, ja. Het diepste punt van de USA ligt ook in Death Valley: Badwater. Het is geen badkuip, maar een lage kom van droge aarde met een laag zout eroverheen. We waren daar vrij laat op de dag, dus het licht was prachtig. Helaas was het nog steeds ontzettend heet.

Mojave Desert heeft iets meer begroeiing. Kleine struikjes, cactussen, en de fantastische Joshua Tree. Dat is eigenlijk een soort grote yucca. Een ‘bos’ van die bomen is erg bijzonder. Het was hier iets minder heet, maar nog steeds kon je niet langer dan ongeveer 15 minuten uit je auto blijven. (Lang leve de airco!) We hebben helaas geen coyotes gezien (wel dode overigens), en ook geen roadrunner. Wel zand, rotsen en nog meer zand en rotsen. Geweldig, wat een ruimte!

Het lag op de route, dus we zijn ook even gestopt in Las Vegas. Tja, het is een circus. We hadden niet veel tijd daar, maar je kunt je daar prima vermaken met de hele dag mensen kijken… Na de ‘Strip’, een aaneenschakeling van grote casino’s met kermisachtige aankleding, was de ‘Arizona-strip’ aan de beurt. Een gebied met knalrode zandstenen rotsen en kliffen, waar kalkoengieren in grote groepen rond vliegen. Het gebied is een groot Navajo (indianen) gebied. Je ziet er veel Natives, en je denkt steeds… welke film was dat ook al weer…? We zitten inmiddels in Arizona, en dat is bijna Mexico. Het heeft ook een andere sfeer dan Utah en Californië.

We hadden een ‘fotografie-tour’ geboekt voor Antelope Canyon. Deze smalle kloof ligt op Navajo grondgebied, en is dus alleen onder begeleiding te bezoeken. De weg erheen was een tocht op een open 4wheeldrive door een zanderige vallei. Een zeer hobbelige weg, waarbij we af en toe 30 centimeter uit onze stoel werden gelanceerd. Antelope Canyon is een zeer fotogenieke smalle kloof met ongelooflijke mooie rood/oranje/bruine wanden. Door de smalle spleten bovenin valt op het midden van de dag zomaar ineens een lichtstraal naar beneden. Onze navajo-gids gooide wat zand op de grond waardoor het licht beter zichtbaar was. En wij hadden dan een minuut of zo om foto’s te maken, voor de straal weer weg was. Of voor de volgende groep voorbij kwam, want het was erg druk. Het is sowieso nog aardig druk in september in deze contreien.

De Grand Canyon was toen aan de beurt. Door een afzegging hadden we een ‘frontier cabin’ in de Grand Canyon Lodge. Zo’n plek waar je 13 maanden van tevoren moet reserveren. We sliepen dus zo’n 50 meter van de Canyonrand, wat zeer gunstig was voor het genieten van de ondergaande zon boven de Canyon. De noordelijke kant vonden we mooier en rustiger dan de zuidkant. Het is vreemd om door een groot dennenbos te wandelen en rijden, en dan ineens uit te komen bij een immense kloof in de grond. Hier zagen we de enorme wapiti-herten (Elk) die we ook in Canada hebben gezien. Prachtige indrukwekkende dieren.

Vandaag zijn we naar Monument Valley gereden. Een vlakte waar zandstenen kliffen ineens uit de grond oprijzen en waar heel veel cowboys/indianen-films zijn opgenomen. Vooral veel John Wayne films. Ook in reclames zie je dit gebied vaak terug. Het beeld van de cowboy op het paard met de ondergaande zon en de rotsen op de achtergrond… Je kent het wel. Weinig cowboys gezien. Wel veel japanse toeristen en Natives op quads (motoren met 4 wielen).

We overnachten nu in Bluff, en vertrekken morgen voor de laatste etappe. Morgen staat Mesa Verde op het programma, waar we oude rotswoningen van de Anasazi gaan zien, een indianengroep die hier leefde van de 1e tot de 15e eeuw. We verblijven nog een paar nachten in het Rocky Mountain National Park, waar we een cabin met hot tub hebben geboekt. De weersverwachting voor morgen daar: sneeuw…

Graniet, water, vuur en bomen

Yosemite National Park is Graniet en Groen. Na een paar uur rijden kom je van de dorre vlakten van Nevada in een prachtig landschap vol bergen, beekjes en bomen. De granieten bergen waar het park om bekend staat doen het leuk op de foto met het water en de weiden in de vallei. Er was overigens weinig water in deze tijd van het jaar, dus de beroemde Bridal veil falls waren veranderd in een tamelijk miezerig vallend beekje. Het is het populairste park van de USA, dus zelfs in september aardig druk. Verder was er een maand geleden een uit de hand gelopen ‘controlled fire’. Ze steken een gedeelte in de fik, wat hoort bij het onderhoud van het bos. Helaas was deze dus ‘out of control’, waardoor een enorm gedeelte van het park verbrand is. Oeps, foutje. Mede daardoor hebben we in Yosemite geen beren gezien. Die houden niet zo van bbq. Wel zagen we een ‘rockslide’, een stuk berg dat met veel geraas naar beneden donderde. Gelukkig stonden wij op de tegenoverliggende berg!

Na Yosemite was Kings Canyon National Park aan de beurt. Een hele andere ervaring dan Yosemite. Veel minder toeristisch en zeker net zo mooi. Je rijdt vanuit een dal met yucca’s, slangen, hagedissen en rotsen naar een hoog gelegen canyon met woeste rivieren en enorme bergen. Eigenlijk een verademing na het georganiseerde Yosemite.

We logeerden in Cedar grove, bij road’s end, jawel, waar de weg gewoon ophield. Vanaf daar kon je fantastisch wandelen. We deden de ‘misty falls trail’ naar, jawel, weer goed, een waterval waar nogal wat water vanaf kwam, zelfs in deze tijd van het jaar. De tocht was 17,5 kilometer. Dat is best veel in de brandende zon, bergop- en afwaarts. En dan de vliegen/mugjes… Fijn, die natuur. We moesten ondanks een bad in anti-muggen-spul bijna de hele route met petjes, handen en zelfs stukjes varen voor ons gezicht wapperen om niet gek te worden van die beestjes in je gezicht. We wapperden ons een weg naar boven door een prehistorisch aandoend landschap en werden beloond met een prachtig zicht op de waterval. Spierpijn in de kuiten en in de rechterhand, maar het was het zeker waard! Als toetje kregen we eindelijk onze beer te zien. Natuurlijk niet op de wandeling, maar gewoon een paar kilometer van de lodge, bij een parkeerplaatsje. Het was een slimme beer, dus hij was weg voor we een foto konden maken.
Cedar Grove lodge is een kleinschalige motel/herberg, dus ’s avonds hebben we nog gezellig met het personeel zitten keuvelen en een bourbon gedronken.

Sequoia National Park ligt tegen Kings Canyon aan, maar heeft een totaal ander landschap. Hier gaat het om bomen. Niet zomaar bomen, maar de grootste bomen op aarde. (Jawel, oudste, grootste… we houden van extremen.) Nergens anders op aarde komen de sequoia’s nog voor. De grootste (in volume, dus niet de hoogste) heet ‘General Sherman’ en is onderaan ruim 12 meter breed en 84 meter hoog. Ongeveer zo groot als een gebouw met 20 verdiepingen. Ze zijn niet allemaal zo groot, maar de meeste wel gigantisch. We zijn naar de Redwood Mountain Grove gereden. Lopen tussen deze giganten is eigenlijk een spirituele ervaring.

Overigens ook hier regelmatig geblakerde bomen. De sequoia heeft vuur nodig om zich voort te planten. Door het vuur gaan de dennenappels open en het vuur op de grond zorgt voor ruimte en vruchtbare aarde. Vroeger sloeg de bliksem regelmatig in, waardoor de boom zichzelf voortplantte. Verbazingwekkend systeem. Met de tegenwoordige blustechnieken moet de natuur echter een handje geholpen worden.

Morgen gaan we weer een stukje rijden. Het mooie sprookjesbos uit en… de woestijn in. Death Valley en de Mojave dessert staan op het programma. Euh… cactussen en coyotes? We gaan het zien.

Vreemde rotsen, oude bomen en lege vlaktes

We zijn inmiddels al weer in het luisterrijke plaatsje Tonopah. Een klein voormalig zilvermijn-stadje in het westen van Nevada. Je komt er, door heel lang over rechte wegen dwars door dorre valleien met ‘sagebrush’ te rijden. Sagebrush komt in westerns altijd voorbij gewaaid.

We waren in het vorige stukje gebleven bij Capitol Reef, waar een stuk aarde 65 miljoen jaar geleden met veel geweld omhoog is gekomen. Het is woest, maar de vallei rond de rivier is heel idyllisch en groen. Dat vonden de mormonen ook en hebben zich vroeger hier gevestigd. Er waren wat overstromingen, dus een gedeelte van het park was gesloten, maar wat we zagen was erg mooi.

Het volgende park, Bryce Canyon, was drukker. Het is een bijzonder mooi park, dus ook populair. Als je eenmaal gaat wandelen valt de drukte mee. Bryce is een enorm natuurlijk amfitheater met bijna sierlijke roodbruin met witte zandsteenpilaren. We wandelden door een buitenaards landschap naar plekken die ‘Sunset point, Rainbow point en Inspiration point’ werden genoemd. De zonsondergang op het rode gesteente was een spectaculaire show.

Nog geen beren gezien, maar die komen in deze gebieden nog niet voor. Wel hebben we weer heel veel herten gezien, waaronder de Pronghorn Antilope. Een foto van zo’n hert zat bij het vorige verhaaltje. Echt bijzonder is het feit dat we 10 Californische Condors hebben gezien. Deze enorme roofvogels zijn met uitsterven bedreigt. Dat maakte het nog specialer. Die ontmoeting kostte ons weer aardig wat foto’s en video…
Die Condors woonden in Zion National Park. Een plek die zeer warm is, en waarvan ik niet wist dat er ook tarantula’s wonen. Dit zijn enorme spinnen die in de rotsen wonen, waarvan ik er gelukkig geen gezien heb! Ik loop liever door een park met beren!

Dat gaan we dan nu ook doen, want vandaag rijden we naar Yosemite National Park: zwarte beren land.

Nog 1 park is vermeldenswaard, namelijk Great Basin National Park. Het ligt midden in de dorre warme vlakte van Nevada. Het park is eigenlijk een berg, Mount Wheeler, die als een enorme pukkel uit het landschap oprijst tot een hoogte van bijna 4000 meter. We zijn gaan wandelen op de top, maar we deden het rustig aan. Op deze hoogte is ademen moeilijker en je voelt je al snel licht in het hoofd en zwaar in de benen. Het was in ieder geval de moeite waard, want de wandeling liep door een bos van dennen ‘Bristlecone pines’ die de oudste bomen op aarde zijn. Bij sommige stond een bordje, bijvoorbeeld ‘born: 1200 bc’, (geboren 1200 voor Christus). Dat maakt indruk. Al foto-hoppend hebben we een halve dag tussen deze oudjes doorgebracht. Vooral dood waren ze erg fotogeniek. De bomen rotten niet weg, maar eroderen gewoon. Hierdoor kunnen ze nog duizenden jaren dood blijven staan. Wat mooi is voor de fotograferende medemensch!

Tijd om te vertrekken nu. We laten het dorre landschap even achter ons, en duiken onder in de weelderige natuur van de Sierra Nevada.